Neo-impressionisme
Neo-impressionisme is een term die in 1886 werd bedacht door de Franse kunstcriticus Félix Fénéon om een kunst-stroming te beschrijven die werd opgericht door Georges Seurat. De stroming valt onder het postimpressionisme.
Inleiding
Seurats beroemdste meesterwerk, Een zondagmiddag op het eiland La Grande Jatte van 1886, markeerde het begin van deze beweging toen het voor het eerst te zien was op een tentoonstelling van de Société des Artistes Indépendants (Salon van de onafhankelijken) in Parijs. Rond deze tijd kwam het hoogtepunt van de moderne tijd van Frankrijk en veel kunstschilders waren op zoek naar nieuwe methoden en manier van werken. Vooral aanhangers van het neo-impressionisme werden aangetrokken door moderne stedelijke omgevingen, maar ook door landschappen en zeekusten. Ze onderzochten de werkelijkheid en de manier om dit op doek vast te leggen op een haast wetenschapelijke manier waarbij gekeken werd hoe lijnen en kleuren elkaar beïnvloedde. Een voorbeeld hiervan zijn de pointillistische technieken. Ze gebruikten hierbij optische (via het oog) en psychobiologische theorieën uit de wetenschap.
Kleurmenging met verf is iets anders dan kleurmenging met licht (zie kleur). Ook de onderlinge invloed van kleurvlakken naast elkaar was een onderwerp van studie en uitproberen (experimenteren). Bij het pointillisme vind de feitelijke kleurmenging in het oog plaats. Seurat noemde het zelf Chromoluminarisme. Chromos is kleur en luminarisme is lichtwerking. De term Divisionisme die ook vaak wordt gebruikt heeft vooral met de penseelstreek en kleuren te maken. Ook door contrasterende kleurvlakken tegen elkaar te plaatsen ontstonden nieuwe verrassende effecten. Complementaire kleuren (zie kleurencirkel) versterken elkaar. Je krijgt er ook meer dieptewerking door. Het hiermee opdelen van het doek in tegengestelde kleurvlakken noemde Seurat "divisionisme".
Alles werd daardoor dus meer 'berekenend' wat het neo-impressionisme afscheid van het impressionisme dat veel meer op intuïtie, gevoel en instinct is gebasseerd.
Anarchisme
De gevestigde orde zoals de salon, de kunstacademie, de kunstkritici en in zekere zin ook het grote publiek hadden het min of meer voor het zeggen in de kunst. Zij bepaalden hoe het hoorde en dat werkte beknellend bij de groep jonge kunstenaars die wel eens wat anders wilden. Het is dan ook niet zo vreemd dat ze de Société des Artistes Indépendants (Salon van de onafhankelijken) hadden opgericht en daar het eerste Neo-impressionistische werk hadden getoond. Dat het vernieuwende werk niet echt positief werd ontvangen was dan ook te verwachten. Men vond het werk schandalig! Ondanks alle nieuwe snufjes in de techniek (auto's, fotografie, grammofoonplaten enzofoorts) was men in die tijd conservatief (terughoudend). De nieuwe groep wilde onder de druk van de gevestigde orde uitkomen en stelden zich daardoor anarchistisch op. Ze 'schopten' tegen de politiek en de maatschappij. Er werden zelfs kontacten gelegd met de communisten. De jonge experimenterende kunstenaars worden ook wel de avant-garde genoemd.
De neo-impressionisten werden vanaf het begin in 1884 gesteund door de Journal des Artistes (krant van de kunstenaars). Andere kranten bespraken ook samen de toekomstige neo-impressionisten, waarmee ze aantoonden dat ze zich als een groep hadden gevormd, ook door het creëren van een democratische tentoonstellingsruimte.
Neo-impressionisten
neo-impressionistische en divisionistische kunstenaars waren naast Signac Camille en Lucien Pissarro, Albert Dubois-Pillet, Charles Angrand, Maximilien Luce, Henri-Edmond Cross en Hippolyte Petitjean. Bovendien is, door Paul Signac's enthousiasme voor het Divisionisme, een invloed te zien in sommige werken van Vincent van Gogh, Henri Matisse, Jean Metzinger, Robert Delaunay en Pablo Picasso.
De stroming had ook grote invloed op het latere kubisme en het werk van Piet Mondriaan, Théo van Rysselberghe, Jan Toorop en Hendrik van de Velde. De futuristen (1909-1916) zouden de ideeën en de stijl iets aanpassen. Er kwam ook een vermenging van het symbolisme.
Galerij
Charles Angrand, Couple dans la rue, 1887
Théo van Rysselberghe, Portrait of Alice Sethe, 1888
Camille Pissarro, Hay harvest at Eragny-sur-Epte, 1889
Georges Lemmen, The Beach at Heist), 1891
Henri-Edmond Cross, Les cyprès à Cagnes, 1908
Robert Antoine Pinchon, La Seine à Rouen au crépuscule, 1905
Robert Delaunay, Portrait de Metzinger, 1906