Kerkelijke Staat
Kerkelijke Staat Stati Pontifici De Kerkelijke Staat in 1815. | |
---|---|
Hoofdstad | Rome |
Oppervlakte | 41.187 km² |
Inwonersaantal | 3.125.000 (in 1859) |
Munteenheid | Italiaanse lire |
Regeringsvorm | Pontificaat |
Portaal Geschiedenis |
De Kerkelijke Staat, ook wel de Pauselijke Staat, was ooit het land waar de paus over regeerde. De Kerkelijke Staat was één van de machtigste landen in het huidige Italië. Het zorgde ervoor dat de paus naast geestelijk leider ook een politiek leider werd.
De Kerkelijke Staat bestond tussen 756 en 1870. Toen Italië in 1861 als land begon te ontstaan, verloor de Kerkelijke Staat al terrein. In 1870 kwam er een einde van de Kerkelijke Staat. Er bleef nog geen vierkante kilometer over, het huidige Vaticaanstad.
Het Kerkelijke Staat werd direct bestuurd door de paus. De hoofdstad was Rome.
Ontstaan en de middeleeuwen
Rome werd door de eeuwen heen de plek waar de paus was. In de 4e eeuw kregen de pausen steeds meer grond rond Rome. In de 5e eeuw wisten ze dit ook nog eens uit te breiden. Het West-Romeinse Rijk was gevallen en de pausen beschermde de bevolking tegen de Barbaren. De paus werd hierdoor in de 6e eeuw de grootste grootgrondbezitter van Italië. Paus Gregorius I hervormde de Kerkelijke Staat, waarbij Rome de centrale bestuursstad werd. Na dat de val van het West-Romeinse Rijk een feit was, waren er verschillende volken die Italië probeerden te veroveren. De paus vroeg hulp aan de Frankische koning Pepijn de Korte. Ze versloegen de volkeren en Pepijn schonk de paus veroverde grondgebieden. In de 11e eeuw kwam ook hertogdom Benevento in bezit van de paus.
Tijdens de Middeleeuwen bleef de staat bestaan, maar de staat werd minder belangrijk. Tijdens de Babylonische ballingschap der pausen woonden de pausen niet eens in Rome, maar in het Franse Avignon. Tijdens de renaissance wilden de pausen hun macht weer versterken en veroverden gebieden. Onder paus Julius II werd de Kerkelijke Staat nog groter. Hiermee was de Kerkelijke Staat op zijn grootst. Tijdens de 16e eeuw verloor de Kerkelijke Staat veel van zijn belang.
Napoleon
De Franse Revolutie deed de Kerkelijke Staat niet ten goeden. De Cispadaanse Republiek nam in 1797 steden van de Kerkelijke Staat in. In 1798 vielen de Fransen de Kerkelijke Staat binnen en vielen de Nieuwe Romeinse Republiek uit. De paus werd afgezet en ontvoerd naar Frankrijk. Hij stierf uiteindelijk en na zeven maanden werd er pas een nieuwe paus gekozen. De bevolking was echter tegen de Fransen en in heel Italië waren opstanden. De Oostenrijkers en Russen hielpen de bevolking. In 1799 kwam de Romeinse Republiek ten val. Een jaar later werd de Kerkelijke Staat hersteld. Niet lang nadat de paus bij de kroning van Napoleon aanwezig was, werd ook deze paus door Napoleon ontvoerd. De Kerkelijke Staat werd in 1808 opnieuw bezet door Frankrijk en bij het Franse Rijk gevoegd.
Conflicten en het definitieve einde
Nadat Napoleon verslagen was, zorgde het Congres van Wenen ervoor dat de Kerkelijke Staat werd hersteld. In 1830 waren er kleine opstanden tegen de Kerkelijke Staat. De opstanden waren in 1848 zo erg, dat de paus tijdelijk de stad ontvluchtte. Opnieuw richtte men een Romeinse Republiek op in 1849, maar deze werd datzelfde jaar nog door Oostenrijk, Frankrijk en het Koninkrijk der Beide Siciliën omvergeworpen. In 1859 namen de Oostenrijkers een groot stuk land in, waardoor alleen Rome met het gebied eromheen overbleef.
De Fransen bleven zich bezighouden met de Kerkelijke Staat tot 1870. Toen was namelijk de Frans-Duitse Oorlog. De Italiaanse koning Victor Emanuel II veroverde vervolgens het gehele gebied. Italië weigerde de paus een nieuw stuk grond te geven. De paus weigerde de Italiaanse staat te betreden en bleef in het laatste stukje Kerkelijke Staat wonen, Vaticaanstad.
Pas in 1929 werd Vaticaanstad aan de paus toegekend en werd de band tussen Italië en Vaticaanstad hersteld. Dat was met een concordaat met de atheïstische Mussolini die dreigde ook Vaticaanstad van de kaart te vegen.