Lijst van uitdrukkingen en gezegden V-Z
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
|
|
verdonkeremanen
- Er valt iets te verdonkeremanen
- Halen zonder betalen. Diefstal.
vinger
- Op de vingers kijken
- (Op een vervelende manier) scherp toezien hoe iemand iets doet, zodat elke fout direct opgemerkt wordt.
- Een vinger in de pap hebben
- Invloed/zeggenschap hebben
- Op de vingers tikken
- Berispen
- Door de vingers zien
- Geen sanctie toepassen (op een overtreding van een regel).
- Iets in de vingers hebben
- Ergens ervaring en deskundigheid over hebben opgebouwd, waardoor men met grote kwaliteit en zonder fouten te maken, zich hiermee bezig kan houden.
- Zich in de vingers snijden
- Zichzelf (onbedoeld) benadelen.
- Om de vinger winden
- Grote invloed op iemand hebben.
viool
- Eerste viool willen spelen
- De meest prominente taak willen vervullen, bijvoorbeeld als leider of woordvoerder van de groep.
vlag
- Met vlag en wimpel (slagen)
- Met een uitmuntende prestatie
- Als een vlag op een modderschuit
- Dat is veel te mooi voor die situatie.
- De vlag uitsteken
- Ergens erg blij mee zijn.
vlees
- Het is vlees noch vis
- Het is niet bruikbaar, omdat het niet duidelijk is.
- Weten wat voor vlees je in de kuip hebt
- Weten wat er gaande is. Weten met wat soort medemens je te doen hebt.
vleet
- (Haring) bij de vleet
- In overvloed. (Een 'vleet' is een groot net dat door de haringloggers werd/wordt gebruikt.)
vlieg
- Elkaar vliegen afvangen
- Op onbeduidende details elkaar beconcurreren dan wel duidelijk willen laten uitkomen dat men zelf gelijk heeft en de ander niet.
- Geen vlieg kwaad doen
- Uitsluitend goede bedoelingen hebben, niemand tot last zijn
voet
- Voet bij stuk houden
- Niet toegeven
- Ten voeten uit
- Letterlijk: de volledige gestalte is afgebeeld; figuurlijk: een getrouwe persoonsbeschrijving.
- Een wit voetje halen
- Een goede indruk maken bij de leider(s).
- Op te grote voet leven
- Een te ruim uitgavenpatroon hebben.
- Zich in de eigen voet schieten
- Zichzelf benadelen.
- Reageren met de voeten
- Door ergens weg te gaan, weg te blijven of niet meer terug te keren, aangeven dat men niet tevreden is.
- Aan iemands voeten liggen
- Iemand vereren, een absolute fan van iemand zijn.
- Met voeten treden.
- Onbehouwen te werk gaan.
- Met iemand zijn voeten spelen.
- Iemand voor de gek houden.
vogel
- Een pechvogel
- Iemand die steeds tegenslag heeft
vos
- een sluwe vos
- een listig mens
vuiltje
- Er is geen vuiltje aan de lucht
- Optimale omstandigheden.
vuist
- Op de vuist gaan.
- Knokken.
- Voor de vuist weg.
- Onvoorbereid.
- In zijn vuistje lachen.
- Op ietwat stiekeme wijze ergens voordeel van hebben
vuur
- Olie op het vuur gooien
- De strijd verder doen escaleren.
- Met vuur spelen
- Een riskante zaak
- In vuur en vlam staan
- Erg enthousiast.
- Als een lopend vuurtje
- Zich snel verspreidend (van een bericht of nieuwtje).
- Waar rook is is vuur
- Waar geruchten over wangedrag zijn, zal er ook wel iets mis zijn.
- De kastanjes uit het vuur halen
- Riskante of onaangename dingen moeten doen om problemen voor een ander op lossen.
wal
- Dat raakt kant noch wal
- Dat is geen zinnig argument.
- Van de wal in de sloot (helpen)
- De situatie verergeren in plaats van verbeteren.
- Dan moet de wal het schip maar keren
- Als iemand niet vooraf rekening houdt met een naderend probleem, dan moet het probleem maar daadwerkelijk in volle omvang ontstaan, en dan alsnog worden opgelost.
wacht
- Iemand de wacht aanzeggen.
- Iemand waarschuwen dat er op hem/haar gelet zal worden of hij/zij onaanvaardbare dingen doet.
wanten
- Van wanten weten
- Goed kunnen aanpakken (bijvoorbeeld: "Als hij het oppakt, komt het wel goed, want dat is iemand die van wanten weet").
warm
- Er warmpjes bijzitten
- Over ruime financiële middelen beschikken
was
- De vuile was buiten hangen
- Over onaangename zaken spreken met buitenstaanders.
water
- Het water loopt hem in de mond
- Hij heeft er heel veel trek in.
- Het warm water (her)uitvinden
- Iets wat reeds lang bekend is, presenteren alsof het een originele innovatie is
weg
- Aan de weg timmeren
- Veel activiteiten ontplooien en daarmee naar buiten treden om verandering en vernieuwing te bewerkstelligen.
- Naar de bekende weg vragen.
- Overbodig handelen.
- De weg kwijt zijn.
- Zich onverstandig opstellen.
wet
- Zich de wet niet voor laten schrijven
- geen bevelen accepteren van een ander
- Haar wil is wet
- Als wat zij wil niet gebeurt, dan ontstaan er grote conflicten.
wilg
wind
- De wind in de zeilen hebben
- Veel succes boeken.
- Het gaat hem/haar voor de wind.
- Hij/zij heeft geluk.
- Hij/zij heeft de wind mee.
- De omstandigheden zijn in haar/zijn voordeel.
- De wind van voren krijgen.
- Een stevig standje in ontvangst nemen.
- Zo de wind waait, waait zijn jasje.
- Iemand zonder principes, die zonder eigen mening anderen naar de mond praat.
- Haagse wind.
- Bluf.
worst
- Het is mij worst.
- Het maakt voor mij geen enkel verschil.
- Iemand een worst voorhouden.
- Iemand een voordeeltje in het vooruitzicht stellen, teneinde hem te bewegen ergens mee akkoord te gaan.
wijn
- Water bij de wijn doen
- Zijn eisen verlagen
- Oude wijn in nieuwe zakken
- De zaken zijn anders gepresenteerd, maar niet wezenlijk veranderd. (naar Mattheus 9 vers 17)
zak
- De zak krijgen.
- Ontslagen worden.
- In zak en as zitten.
- Terneergeslagen. (oorspronkelijk: Joodse rouw)
zee
- Water naar zee dragen.
- Overbodig werk doen.
zeep
- Om zeep brengen/helpen.
- doden
zeggen
- Zeggen wat je doet en doen wat je zegt.
- Pro-actief communiceren en je houden aan toezeggingen
zeil
- De wind in de zeilen hebben
- Goede voortgang boeken
- Alle zeilen bijzetten.
- Alles op alles zetten
- Bakzeil halen
- Aan een ander toegeven
- Onder zeil gaan
- Gaan slapen
- De wind uit de zeilen nemen
- Iemand dwars zitten
- Een oogje in het zeil houden
- Ergens goed op letten
zeilen
- Ergens verzeild raken
- Ergens onbedoeld terechtkomen.
- Er is geen land met hem te bezeilen.
- Hij gedraagt zich zo, dat er niet met hem gewerkt kan worden. Hij laat zich niet corrigeren.
zoden
- Zoden aan de dijk zetten.
- Daadwerkelijk hulp verschaffen.
zon
- Het zonnetje in huis.
- Iemand die zorgt voor een goede, opgeruimde sfeer
zondag
- Een zondagskind
- Iemand die steeds geluk heeft.
zout
- Het zout in de pap niet waard zijn.
- Niets presteren.
- Iets met een korreltje zout nemen.
- Iets niet helemaal voor waarheid aannemen.
- Op iedere slak zout leggen
- Aanmerkingen maken op elke onbetekenende afwijking
- Het zout in de pap verdienen.
zuinigheid
- Zuinigheid met vlijt, bouwt huizen als kastelen maar wie zich niet wast, krijgt luizen als kamelen
zwaaien
- Dan zwaait er wat
- Dan dreigen zware repercussies
zwaar
- Zwaar op de hand zijn
- Zeer ernstig/zwaarmoedig van karakter zijn
zwart
- Het zwart op wit hebben
- In geschreven of gedrukte vorm. Gedocumenteerd.
- Op zwart zaad zitten
- Geen geld meer hebben
- Het zwarte schaap van de familie.
- Het verstoten familielid.
zwartepiet
- Iemand de zwartepiet toespelen
- Iemand verantwoordelijk maken voor een onaanlokkelijke taak. (Afgeleid van het kaartspel zwartepieten, waarin één kaart de "zwartepiet" is. Degene die de zwartepiet krijgt toegespeeld is in het nadeel).
zwijgen
- Zwijgen als het graf
- Geen enkele informatie geven