Jiddisch
Het Jiddisch is een Germaanse taal die vooral vroeger werd gesproken door Europese Joden. Het wordt van rechts naar links geschreven in het Hebreeuwse alfabet. De taal lijkt veel op de Duitse taal, maar er zijn ook Hebreeuwse en Slavische woorden in te vinden.
Voor de Tweede Wereldoorlog waren er zo'n 11 miljoen mensen die Jiddisch spraken, ook in Nederland en België. In steden als Warschau (Polen) was dit soms wel 50% van de bevolking. Na de jodenvervolgingen in de Tweede Wereldoorlog is het aantal mensen dat Jiddisch spreekt erg gedaald. De meeste emigreerden naar de Verenigde Staten of Israël. Tegenwoordig zijn er nog maar 3 miljoen Jiddisch-sprekenden. In Israël (het land van de Joden) is tegenwoordig niet het Jiddisch, maar het Hebreeuws de officiële taal. In Antwerpen is nog steeds een Jiddischtalige gemeenschap. In Nederland is in Amsterdam nog één school waar in het Jiddisch word onderwezen. Ook verschijnt er in Nederland het Jiddische tijdschrift Grine Medine.
Jiddische woorden in het Nederlands
Het Nederlands heeft aardig wat woorden overgenomen uit het Jiddisch. Een paar voorbeelden, met betekenis, zijn:
- Lef (moed)
- Bajes (gevangenis)
- Bolleboos (slimmerik)
- Gozer (man)
- Jatten (stelen)
- Mazzel (geluk)
- Smeris (politieagent)
- Smoes (excuus)
- Stiekem (heimelijk)
- Tof (goed)
Zelfs de bekende bijnaam van Amsterdam, Mokum, komt uit het Jiddisch ('makom' is Jiddisch voor stad). Dat komt omdat er in Amsterdam vroeger best veel joden woonden.
Noord-Germaanse Talen: Deens · Zweeds · Noors · IJslands · Faeröers |