Godsdienst

Een godsdienst is een geloof dat in een God of meerdere goden gelooft. Hieronder valt het christendom, de islam, het hindoeïsme, het shintoïsme en het jodendom, maar ook kleinere godsdiensten als het agnosticisme. Geloven als het boeddhisme rekenen we niet als een godsdienst: Boeddha wordt niet als God gezien. Wanneer een geloof geen God heeft spreek je van een levensovertuiging. Bijvoorbeeld het boeddhisme, maar ook het minder bekende humanisme. In al deze vormen van religie zijn er leefregels waaraan iedereen zich moet houden. De godsdienst is een belangrijk element (punt) van de cultuur in een land. Ook in bijvoorbeeld Nederland.

Gelovigen zeggen wel eens dat darwinisme en het evolutionisme (ze bedoelen dan eigenlijk atheïsme) ook vormen van geloof zijn. Dat is niet echt zo. Het is juist een afwezigheid van geloof.

Godsdiensten veranderen door de eeuwen heen. Zo is het christendom er pas zo'n 2000 jaar en in die tijd is er heel wat veranderd. Daarom heb je nu binnen het christendom heel veel stromingen. Christenen kunnen katholiek zijn of gereformeerd of orthodox en er zijn nog veel meer varianten. De meest groeiende stroming van de wereld is tot nu toe de pinksterbeweging. De islam is zelfs nog jonger, hij is pas ontstaan in de 7e eeuw. Ook binnen de islam zijn er weer verschillende stromingen.

Godsdiensten zijn er al sinds de mens is ontstaan. Er zijn veel meer godsdiensten verdwenen dan er nog over zijn. Vroeger werden goden gebruikt om dingen te verklaren die men anders niet kon begrijpen. Bijvoorbeeld het opkomen van de zon. Door te offeren aan de goden was men verzekerd van hun goede wil en daarmee bijvoorbeeld van een goede oogst of een succesvolle oorlog. Voor dat doel worden goden nog steeds aangeroepen ("God bless our troops"). Aangezien we steeds meer begrijpen van de wereld om ons heen wordt de rol van goden steeds kleiner. Tegenwoordig dient godsdienst er vaak alleen nog maar voor om mensen zich goed en veilig te laten voelen.