Virus (lichaam)

Uit Wikikids
(Doorverwezen vanaf Virussen (lichaam))
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
ARS-CoV-2 virus ofwel Covid-19

Een virus kan je ziek maken, je kunt door allerlei dingen een virus krijgen. Een virus kan in de lucht zitten, of in het water. Ook muggen en teken kunnen virussen verspreiden. Je kan een virus ook krijgen door iemand aan te raken of als iemand hoest of niest. Waneer een virus een grote groep mensen of dieren besmet, heet dat een epidemie. Planten, dieren, schimmels en micro-organismen kunnen door een virus geïnfecteerd (besmet) worden.

Wat is een virus?

Een virus is heel klein, nog kleiner dan een lichaamscel. Een virus kan alleen worden gezien met een sterke microscoop. Een virus is een lichaamsdeel dat zich wil vermenigvuldigen. Ze zijn 100 keer zo klein als bacteriën.

Hoe werkt een virus

Virussen kunnen alleen maar lang overleven binnen in een cel. Ze kunnen niks opnemen (dus je kunt ze niet vergiftigen), en ze maken geen afvalstoffen: ze hebben geen enkele stofwisseling. Ze kunnen wel contact maken met een cel en er in doordringen. Alleen binnen in een cel kunnen ze zich vermenigvuldigen. Dat is heel anders dan een bacterie, die wel een eigen stofwisseling heeft. Virussen laten zich door de geïnfecteerde cel kopiëren tot deze eraan kapot gaat. Een virus bestaat uit een eiwitomhulsel met daarin erfelijkheidsmateriaal. Nadat het virus contact heeft gemaakt met een cel, gaat het de cel in. Het laat zijn DNA los in de cel. Het erfelijkheidsmateriaal van het virus gaat tussen het DNA van de cel zelf zitten en doet net alsof het bij de cel hoort. De cel begint braaf virussen te maken, te kopiëren, met eiwitmantel en al, alsof het onderdelen van de cel zelf zijn. Vervolgens verlaten de nieuwe virussen massaal de gastheercel en laten hem stervend achter. Dat proces is bij het ene virus na een paar uur voorbij, bijvoorbeeld bij verkoudheid, andere virussen gaan er veel langer mee door, zoals hepatitis B en HIV. Het komt vaak voor dat een virus zijn DNA achterlaat als blijvend onderdeel van de celkern.

Dat kan verschillende gevolgen hebben, afhankelijk van het soort virus:

  • De cel gaat van tijd tot tijd opnieuw virussen maken en zo kan een aandoening later weer actief worden, terwijl het eerst helemaal over was. Denk aan koortsblaasjes en aan gordelroos.
  • De afweer ziet dat de cellen blijvend besmet zijn en gaat het weefsel aanvallen. Dat is bij chronische hepatitis B en C. Dat kan de lever behoorlijk aantasten.
  • Het DNA van het virus schopt de informatie van het erfelijkheidsmateriaal in de cel in de war. Zo kan de cel soms ongeremd gaan delen en andere kenmerken van een kankercel krijgen. Denk aan sommige soorten HPV in relatie tot baarmoederhalskanker.

Wat doet een virus?

Een virus heeft jouw lichaam nodig om te kunnen groeien, want een virus heeft cellen nodig om te verdubbelen. Het virus komt binnen in je lichaam en zoekt een cel in je lichaam op en zorgt er voor dat die cel hetzelfde gaat doen als het virus zelf en er dus voor zorgt dat er nog meer cellen dat gaan doen. Eigenlijk worden al die celletjes dan ook virussen. Dus krijg je van één virusje, snel honderden virusjes. Dan kan het virus gaan barsten omdat hij te groot is. Dit is niet goed voor je lichaam en dan word je ziek.

Het leger van je lichaam

Gelukkig heeft je lichaam zijn eigen leger om je te beschermen tegen de virussen. Dit heet het afweersysteem. Als eerste heb je de huid, waar veel virussen niet doorheen kunnen. Ook kun je veel virussen uit je lichaam krijgen, door te hoesten en te niezen. Als het een virus toch lukt om je lichaam binnen te dringen, dan heb je speciale cellen in je bloed die vechten tegen het virus. Die speciale cellen heten ‘’Witte bloedcellen’’, ook wel leukocyten genoemd. Deze witte bloedcellen zijn een soort van slim, want ze kunnen het virus opzoeken en vernietigen. Als ze dat hebben gedaan, onthouden ze welk virus het was. Als hetzelfde virus weer binnen weet te dringen, wordt hij veel sneller verwijderd. De tweede keer zijn de witte bloedcellen er beter op voorbereid.

Verkouden en griep

Als je verkouden bent of als je griep hebt, heb je ook een virus in je lichaam. Dit virus is alleen niet sterk genoeg om tegen ons leger te vechten, de witte bloedcellen. Dit virus wordt kapot gemaakt. Jammer genoeg zijn er heel veel soorten of typen ‘’verkoudheidsvirussen’’, dus kun je een paar keer per jaar verkouden worden.

Tijdens een griepje heb je vast wel eens koorts gehad. Koorts zorgt ervoor dat het lichaam warmer is dan normaal. Ook dit is een verdediging tegen virussen, omdat:

  1. Een virus houdt niet van erge warmte, dus kan het virus sneller je lichaam uit. Vandaar dat de griep er vooral 's winters is.
  2. Door de warmte gaan de cellen harder werken, zo kunnen ze beter tegen het virus vechten.

Als je griep hebt ben je vaak moe, dat komt doordat je lichaam heel hard moet vechten om het virus het lichaam uit te krijgen. Het kost veel energie.

Ook kun je ook overgeven als je griep hebt. Dat is een manier om alle foute stoffen uit je lichaam te halen, dat helpt om het virus kapot te maken.

Als je gezond bent, duurt het niet lang voordat je beter bent. Maar bij jonge kinderen en oude mensen duurt het langer voordat ze beter zijn, omdat hun leger niet zo sterk (meer) is.

Griepprik

Mensen met een zwakkere gezondheid of mensen van boven de 60, kunnen jaarlijks in het najaar een griepprik krijgen. Deze griepprik is een vaccin (vloeistof in de injectiespuit) met vier soorten dode griepvirussen. Die dode virussen zelf zijn onschadelijk en kunnen en zullen dus geen griep veroorzaken. Griep kun je alleen krijgen van levend virus. De griepprik zorgt ervoor dat het lichaam afweerstoffen aanmaakt (door de witte bloedcellen) tegen de vier griepvirussen die in de griepprik zitten. Maar omdat er zoveel soorten griepvirussen zijn en er een andere opduikt die niet verwacht werd, kun je alsnog de griep krijgen. Elk jaar wordt de mix in het vaccin aangepast. De bescherming door de griepprik duurt ongeveer 6 maanden. De kans dat je griep krijgt wordt met de griepprik verkleint. Mocht je dan toch de griep krijgen, dan is het ziekteverloop minder ernstig (bron RIVM).

Waarom elk jaar nieuwe vaccinatie?

Het vervelende aan een virus is dat het negen van tien keer kan muteren. Dat wil zeggen dat het virus uit zichzelf gaat veranderen. Hierdoor herkent het lichaam het virus niet meer. Een virus heeft van puntjes (antilichamen) waaraan je lichaam als je ziek bent geweest kan herkennen dat die virus was die je ziek hebt gemaakt. Zo kan je lichaam het herkennen en vernietigen. Maar een virus kan het zo laten veranderen dat je lichaam het niet meer herkent. Het vaccin die hierop lijkt werkt daardoor niet meer.

Daarom moet je om de zoveel tijd een nieuwe vaccinatie halen. Dit is afhankelijk van het virus. Bij sommige virussen is dit niet nodig, omdat die niet tot helemaal niet veranderen. Daardoor blijft de vaccinatie wel blijft werken. Een voorbeeld van zo virus is het HPV-virus tegen baarmoederhalskanker.

Bekende virussoorten

Wetenschappers die virussen onderzoeken zij virologen. De Nederlander Martinus Beijerinck is de bedenker van de term virus en een van de eerste virologen. Eind 19e eeuw werd het fenomeen virus ontdekt.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Virus_(lichaam)&oldid=892666"