Wetenschappelijke naam
De wetenschappelijke naam of binominale nomenclatuur (taxonomie) is een naam die gebruikt wordt om de naam van een dier of plant universeel (wereldwijd, dus overal hetzelfde) aan te geven. En dat naast de naam waaronder een bepaalde soort in een bepaalde taal al bekend kan zijn.
Deze namen hebben allemaal een vaste opbouw. Deze wetenschappelijke naam heeft als doel dat iedere wetenschapper de naam kan begrijpen zonder dat hij bijvoorbeeld de namen van alle vogels in het Frans, Duits en Engels moet gaan leren. Traditioneel is de taal die wetenschappers daarvoor gebruiken het Latijn, maar niet alle woorden die gebruikt worden in wetenschappelijke namen komen uit die taal. Sommige woorden komen uit het Engels of zijn de namen van de mensen die de soort ontdekt hebben.
De wetenschappelijke naam wordt gebruikt om alle levende wezens in te delen. Elke familie van planten of elke soort heeft een wetenschappelijke naam. Zelfs de kleinste bacterie of het kleinste insect. Veel soorten hebben geen Nederlandse naam en zullen altijd alleen met de wetenschappelijke naam benoemd worden.
Naamgeving
De naam van een soort bestaat meestal uit twee delen. Dat wordt daarom een binominale naam genoemd. De wolf heet bijvoorbeeld Canis lupus. Het eerste deel van de naam Canis geeft aan tot welk geslacht de wolf behoort. In dit geval dus tot het geslacht Canis. Lupis geeft aan om welke soort uit het geslacht het gaat. De hond is dan een ondersoort van de wolf met als wetenschappelijke naam Canis lupus familiaris.
Een ondersoort ontstaat wanneer planten of dieren afgezonderd van elkaar leven. Deze evolueren dan waardoor ze minder op elkaar lijken. Zijn de verschillen zo groot dat ze zich niet meer met elkaar kunnen voortplanten, dan zijn het aparte soorten. Bij ondersoorten bestaat de naam dus uit drie delen. Het derde deel geeft hier dus aan om welke ondersoort het gaat.
Bij een plant wordt de ondersoort (Latijn: subspecies) echter opgeschreven met het tussenvoegsel subsp. De wetenschappelijke naam van bijvoorbeeld de rossige wilg, een ondersoort van de grauwe wilg wordt opgeschreven als Salix cinerea subsp. oleifera. Het tussenvoegsel subsp. is niet cursief.
Een naam bestaat niet alleen bij een ondersoort uit drie delen maar ook wanneer het om een cultivar gaat. Een cultivar is een begrip wat gebruikt wordt binnen de biologie. Zowel bij planten als dieren wordt de term cultivar gebruikt, de planten verschillen dan voornamelijk qua uiterlijk van elkaar. Het worden ook wel eens rassen genoemd. Vergelijk het maar met de rassen van appelbomen. Het gaat hier vaak om gekweekte planten zoals bij de tulpen. Er zijn veel soorten bloembollen maar die verschillen genetisch niet allemaal voldoende van elkaar om een eigen soort te zijn of zelfs een ondersoort. De kenmerken verschillen hier dan ook vooral qua uiterlijk. De wetenschappelijke naam van een cultivar wordt anders opgeschreven. De wetenschappelijke naam wordt dan opgeschreven als Tulipa gesneriana 'Elisabeth'. De tulpensoort Tulipa gesneriana is als voorbeeld genomen hier. Deze soort heeft geen Nederlandse naam.
De wetenschappelijke naam van families, een rijk (zoals het dierenrijk of het plantenrijk), een geslacht etc. bestaat vaak maar uit één woord.
De familienaam wordt bij planten soms cursief (schuin) geschreven, maar voor de rest gebeurt dit niet.
Alles wat hoger in de rangorde zoals aangegeven op de afbeelding (zie hiernaast) boven geslacht staat, wordt niet cursief geschreven.
Waar namen vandaan komen
De onderdelen van een naam kunnen uit verschillende bronnen komen. Vaak zijn het Latijnse woorden, maar ze kunnen ook uit het Oud-Grieks komen, van een plaats waar een soort gevonden is, van een persoon, een naam uit een lokale taal, enz.
De namen zelf worden altijd geschreven zoals gebruikelijk in een Latijnse zin. Daarom wordt de naam van een soort soms zijn 'Latijnse naam' genoemd, maar wetenschappers geven er de voorkeur aan om deze namen 'wetenschappelijke namen' te noemen.
De geslachtsnaam moet uniek zijn binnen elke soort van leven.
De soortnamen hoeven niet uniek te zijn, maar kunnen natuurlijk niet binnen hetzelfde geslacht twee maal gebruikt worden.
Auteurs
De persoon de als eerste de wetenschappelijke naam bedenkt heet de auteur. Elke auteur heeft een eigen afkorting. Een voorbeeld van z'n afkorting is Tx. wat staat voor Reinhold Tüxen (1899-1980). Reinhold Tüxen was een Duits plantkundige. Sommige van deze auteurs hebben dezelfde afkorting. Dit is dan gewoon toeval.
Deze afkortingen worden gebruikt om aan te geven wie de wetenschappelijke naam gepubliceerd heeft. Zo is de naam van de schietwilg in 1753 opgeschreven door de Zweedse wetenschapper Carolus Linnaeus. De wetenschappelijke naam hiervan wordt dan opgeschreven als Salix alba L. (1753):
- De L. is hier de afkorting van Linnaeus,
- 1753 het jaartal waarin de naam gepubliceerd is en
- Salix alba is de wetenschappelijke naam van de schietwilg.
De auteur en het jaartal worden niet altijd vermeld wanneer de wetenschappelijke naam gebruikt wordt.
Synoniemen
Soms heeft een soort meerdere wetenschappelijke namen. Er is er meestal maar een de juiste. De andere namen worden dan synoniemen genoemd. Normaal gesproken is de oudste naam de geldige. Dit is niet zo wanneer er bijvoorbeeld onderzoek gedaan wordt en blijkt dat de eerste wetenschapper die de soort ontdekt heeft zich vergist heeft of dingen nog niet wist. Tegenwoordig kan er bijvoorbeeld gekeken worden naar het DNA wat vroeger nog niet kon. In dit soort gevallen is de nieuwe naam dus geldig.
Dat mensen opnieuw een naam geven kan ook gebeuren omdat de wetenschapper denkt een nieuwe soort te ontdekken maar iemand anders had hem al eerder ontdekt.
Wanneer een nieuwe naam aangenomen wordt voor een soort, wordt dit bijvoorbeeld opgeschreven als Postia tephroleuca (Fr.) Jülich 1982:
- Postia tephroleuca is een soort paddenstoel.
- Fr. is de afkorting van Elias Magnus Fries (1794 – 1878), een Zweedse deskundige op het gebied van paddenstoelen. Hij is de wetenschapper die de eerste keer de naam gepubliceerd heeft.
- Soms zijn er heel veel synoniemen en wordt er gekozen om de afkorting van de persoon die de naam ervoor heeft bedacht te gebruiken. Jülich staat voor Walter Jülich: de persoon die de huidige naam heeft bedacht.
Er zijn ook wel eens meerdere namen die geldig zijn maar dat komt dan omdat de wetenschappers het niet met elkaar eens zijn welke naam juist is.
Geschiedenis
De persoon die er voor zorgde dat dit systeem bruikbaar en daardoor populair werd, was de Zweedse botanicus en arts Carolus Linnaeus (1707-1778). Hij probeerde alle dingen in de natuur een naam te geven en alle soorten (dieren, groenten of mineralen) die hij kende van een tweedelige naam te voorzien. Deze manier van naamgeving werd al gebruikt vóór Linnaeus, maar voor zijn tijd gebruikte bijna niemand binomiale nomenclatuur. Na Linnaeus deed bijna iedereen het.
Ook de bekende Charles Darwin gebruikte de namen en voegde er vele namen aan toe.