ADHD

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Esculaap.svg
Gezondheidsklachten?

Ga naar een dokter of huisarts! Volg geen adviezen over gezondheidsklachten van het internet op.

ADHD of aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit is een verzamelnaam voor een heleboel symptomen. De afkorting ADHD staat voor Attention Deficit Hyperactivity Disorder. ADHD heeft dus met het aandacht te maken. Hierdoor kunnen personen met ADHD zich niet lang op één ding richten; ze zijn snel afgeleid. Ook zijn personen met ADHD erg druk (hyperactief) en voelen zich druk of onrustig. ADHD wordt door onderzoekers ook wel een inhibitiestoornis genoemd. Dat is een moeilijk woord; inhibitie betekend remming en een stoornis is een ander woord voor gebrek. Bij ADHD worden prikkels uit de omgeving, informatie niet goed geremd.

Bij ADHD gaat het niet om 'zomaar druk' of 'weinig aandacht'. Het is geen stoornis (aandoening). Niet iedereen die druk is of weinig aandacht heeft, heeft ADHD. Uit onderzoek komt naar voren dat ongeveer 3 tot 5% van de kinderen ADHD heeft. ADHD is voor een belangrijk deel erfelijk. Dat betekent dat als je moeder of vader ADHD heeft, de kans er is dat jij het ook hebt. Niet elke arts kan ADHD vaststellen, maar ADHD kan wel vastgesteld worden door een speciale arts, zoals een psychiater.

Kenmerken

Kinderen met ADHD hebben positieve kenmerken, zoals:

  •  Ze zijn vaak heel enthousiaste kinderen
  •  Ze zijn vaak dol op sport en beweging
  •  Ze kunnen zich soms in sommige situaties super goed concentreren.
  •  Ze kunnen veel en goed vertellen
  •  Ze kunnen leuke grapjes maken
  •  Ze zijn vaak heel zorgzaam
  •  Ze hebben veel fantasie

Mensen met ADHD hebben ook eigenschappen waar je als leerkracht of leerling ‘last’ van kunt hebben:

  • Ze zijn bewegelijk en kunnen moeilijk op hun plaats blijven zitten.
  • Ze roepen vaak voor hun beurt in de klas
  • Ze zijn impulsief (ze doen dingen, voordat ze er bij nadenken)
  • Ze kunnen soms zich niet goed concentreren
  • Ze vinden het lastig om emoties te laten zien
  • Ze hebben moeite met tijd en kunnen moeilijk inschatten hoeveel tijd een opdracht kost
  • Ze hebben moeite met plannen en organiseren
  • Het kortetermijngeheugen werkt minder goed. Ze hebben meer moeite om iets te herinneren.
  • Soms ook een lage verwerkingssnelheid

Mogelijke oorzaken

Onderzoekers weten nog niet precies hoe ADHD ontstaat.

Onderzoekers hebben twee mogelijke oorzaken voor ADHD gevonden;

  1. Erfelijkheid; ADHD wordt overgedragen door erfelijkheid. Dit betekend dat er bepaalde genen ervoor zorgen dat iemand ADHD ontwikkeld. Het gen dopamine bijvoorbeeld. Hier kan je als kind helemaal niks aan doen.
  2. Omgevingsfactoren; hierbij speelt de omgeving een factor. Bepaalde factor of gebeurtenissen uit je omgeving kunnen ADHD veroorzaken. Deze gebeurtenissen zijn tijdens of na de zwangerschap gebeurd. Een voorbeeld is dat een baby voor een tijd niet kon ademen of dat de moeder een hoge bloeddruk tijdens haar zwangerschap had.

Wat gebeurt er in de hersenen bij mensen met ADHD?

Het groene deel is de visuele cortex

Bij ADHD spelen verschillende delen van de hersenen een rol. In het voorste deel van je hersenen wordt er hard gewerkt en geregeld. Informatie komt daar binnen, daarna moet er ook nog op gereageerd worden. Onderzoekers hebben goed naar de hersenactiviteit gekeken. Zij zagen dat dat deel hersenen bij mensen met ADHD minder hard werkt en daardoor dus minder goed functioneert. Andere delen van de hersenen worden juist overbelast. Mensen met ADHD kunnen prikkels niet goed remmen. De hersenen worden telkens overspoelt met nieuwe informatie.

Eén van die delen heet de visuele cortex. Dit gedeelte van je hersenen helpt je om ergens een beeld van te maken. Want stel; je gaat boodschappen doen en je moet appels en bananen halen. Dan maakt dit stukje hersenen een ‘plaatje’ in je hoofd van de appels en bananen. Op deze manier onthoud jij makkelijker wat je moet halen. Mensen met ADHD kunnen dit ‘plaatje’ in je hoofd moeilijk maken. Ze onthouden hierdoor ook moeilijker dingen. Ook het voorste deel van de hersenen

In je hersenen wordt ook een stofje ‘dopamine’ aangemaakt. Dopamine is een stof die helpt om informatie door te geven van de hersenen naar andere delen van het lichaam. Iemand met ADHD maakt te weinig dopamine aan. Er wordt dus wel wat informatie doorgegeven maar niet alles. Er gaat veel informatie verloren. Bijvoorbeeld; je moet van de juf je rekenschrift en rekenboek pakken en deze open doen op bladzijde 26. Voor iemand zonder ADHD is dit heel makkelijk. Voor iemand met ADHD is dit een heel ander verhaal. De hersenen versturen de informatie naar je armen maar onderweg, ergens in het lichaam, gaat de informatie verloren. Zo kan het zijn dat iemand met ADHD zijn rekenboek en schrift wel heeft gepakt maar deze niet op bladzijde 26 heeft open geslagen.

Kinderen met ADHD hebben snel het gevoel dat er te veel om hen een gebeurt. Ze geven dan aan dat ze moe worden of druk in hun hoofd zijn. Ze hebben te veel last van de ‘prikkels’ om hun heen en kunnen zich niet goed concentreren. Voorbeelden van prikkels kunnen zijn:

  • Geluiden die in de klas worden gemaakt
  • Kinderen die rennen of bewegen
  • Knutselwerkjes die aan de muur hangen
  • Kinderen die iets aan je vragen (en je uit je concentratie halen)

De hele dag door krijgen je hersenen prikkels doorgestuurd. Om ervoor te zorgen dat een mens zich kan concentreren tijdens school of tijdens het sporten zorgen de hersenen ervoor dat bepaalde prikkels geremd worden. Een voorbeeld hiervan is dat je als je aan het voetballen bent, je waarschijnlijk niet let op het bewegen van wolken of op het publiek aan de kant. Je focust je op de bal en het spel. De prikkels uit je omgeving worden dan op dat moment geremd. Dit zelfde geld voor school. Wanneer je een toets aan het maken bent zorgen je hersenen ervoor dat je prikkels uit de omgeving worden geremd zodat jij je goed kan concentreren op je toets.

Het remmen van prikkels in je hersenen wordt veroorzaakt door bepaalde stoffen, neurotransmitters. Deze stof zorgt ervoor dat cellen in jou lichaam informatie aan elkaar doorgeven, de cellen praten met elkaar. Het communiceren van cellen wordt een informatiestroom genoemd, die stroom zorgt er uiteindelijk voor dat wij kunnen denken, voelen, en dingen kunnen doen zoals het oppakken van iets.

Dit is een zenuwcel

Zenuwcellen communiceren dus met elkaar, dit gaat als volgt te werk.

In je lichaam zitten naar schatting 100 miljard zenuwcellen. Dat zijn er een hoop! Deze zenuwcellen kunnen met elkaar communiceren door middel van informatiestromen. Bijvoorbeeld: Op een bord zie je een lekker stuk taart liggen. Je kan niet wachten om het stukje op te pakken met je handen en op te eten. Voordat jij het stuk op kan pakken en kan genieten van het stuk taart moeten er tussen de zenuwcellen een hoop gecommuniceerd worden. Een zenuwcel bestaat uit een cellichaam, uitlopers en dendrieten. Tussen twee zenuwcellen zit een kleine opening. Dit wordt met een moeilijk woord Synaps genoemd. Dit kan je zien als een mond.

Wanneer een zenuwcel een prikkel binnenkrijgt doordat je iets hebt gezien of ergens tegen aan bent gestoten, zorgt de zenuwcel ervoor dat er een stroompje met informatie wordt aangemaakt. Neurotransmitters zorgen ervoor dat de stroom wordt verspreidt van zenuwcel naar zenuwcel. De informatie stroom zorgt er namelijk voor dat de neurotransmitters openbarsten en in de synaps komen, zij gaan door de mond, en hechten zich aan de nieuwe cel. Die nieuwe zenuwcel zorgt ervoor dat de informatiestroom op dezelfde manier wordt doorgegeven aan de volgende zenuwcel.

Je hebt veel verschillende neurotransmitters in je lichaam. De neurotransmitters die een rol spelen bij het denken en uitvoeren van g

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=ADHD&oldid=730379"