Zaaien
Als je zaadjes over een stuk land uitstrooit, dan ben je dus aan het zaaien. Zaaien wordt ook in figuurlijke zin of spreekwoordelijk gebruikt: haat zaaien of "wie wind zaait, zal storm oogsten".
Zaaien is elke vorm van het verwerken van zaden in de grond. Dat kun dus zijn door het zaad te strooien op de grond, het te laten vallen in een gaatje of gleuf of het in de grond te plaatsen of te duwen. Eventueel wordt het zaad met een laagje grond bedekt. Bij het zaaien wordt er weinig of geen aarde over de zaden geplaatst, aangezien zaden over het algemeen in de grond kunnen worden gezaaid door een plantdiepte van ongeveer 2-3 keer de grootte van het zaad aan te houden. Inharken is vaak al voldoende.
De manier van verwerken hangt af van de grootte van het zaad en de groeiwijze van de plant die uit het zaad komt. Granen als tarwe, haver en rogge en ook gras hebben zulke kleine zaden dat deze gestrooid worden. Of met de hand, of machinaal met een zaaistrooier.
Het met de hand zaaien van kleine zaden gebeurt met een breed gebaar, maar is tamelijk onregelmatig. Op de ene plek komt dan meer zaad terecht dan op de andere. Dat is minder gunstig voor de groei. Later gebruikte men de zaaivedel. Een op handkracht aangedreven zaaimachine die aan een riem gedragen werd. Later kwamen de door paarden getrokken zaaistrooiers. Tegenwoordig hangen die op een tractor.
Grotere zaden als maïs, bonen en zonnebloempitten worden in rijen met een onderlinge afstand van 75 cm gelegd en in die rij ook op vaste afstanden. Daar zijn handige machines voor bedacht. Als een soort druppelaar worden deze zaden één voor één losgelaten en vallen ze in een gleuf in de grond. Met de hand gebeurt vrijwel alleen nog maar in kleine tuinen als moestuinen of volkstuinen.
Hele grote zaden als die van bomen (kastanjes, kokosnoten) worden echt geplant. Sommige zaden moet je eerst op water wortel laten schieten, zoals bij een avocado.
Ook bestaan er zaadlinten. Hierbij is het zaad op regelmatige afstand verwerkt in een soort tape dat in de grond verteerd. Er bestaan ook papier achtige velletjes met daarin zaad verwerkt. Deze leg je onder een dun laagje grond.
Een gebied of object waarin zaden zijn geplant, wordt beschreven als een (in)gezaaid gebied. Dat kunnen dus ook potten of zaaibakken zijn. Deze kunnen gebruikt worden voor in huis of in een broeikas, waar de zaailingen kunnen opkomen en later worden verpot.
Het zaaien buiten gebeurt meestal in het voorjaar en de zomer. Binnen kan het eigenlijk het hele jaar door en wordt er met kunstlicht gewerkt.