Staatsschuld
Een staatsschuld of overheidsschuld is het geheel aan schulden dat de overheid van een land heeft. De schulden van burgers en bedrijven vallen hier buiten. Onder staatsschuld vallen ook de schulden van lagere overheden, zoals provincies en gemeenten. Staatsschuld ontstaat wanneer een land meer geld wil uitgeven dan dat het heeft. Hoewel het land de belastingen kan verhogen of bezuinigen, heeft dit de regering vaak niet populair. Hierdoor leent men geld bij banken, bedrijven en soms andere landen. Ook kan men geld lenen bij speciale instituten, zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Het land is na dit lenen geld verschuldigd. Al deze schulden samen heten de staatsschuld. Vaak is de staatsschuld van een land miljarden euro's.
In de Europese Unie zijn afspraken gemaakt over de staatsschuld. Zo mag de staatsschuld maximaal 60% zijn van het bbp. Ook mag de staatsschuld maar met 3% van het bbp per jaar toenemen. Deze regels staan in de Stabiliteits- en Groeipact. Dit bedacht om de economie van de landen veilig te stellen en te zorgen dat er geen crisis ontstaat. Vooral de EU-landen die de euro gebruiken moeten zich hieraan houden, aangezien er een mogelijk is dat wanneer er één euroland een crisis krijgt deze doorslaat naar de andere eurolanden. Eind 2009 is dit gebeurd met Griekenland. De Griekse staatsschuld was met dan 100% van het bbp. Ook de staatsschulden van Spanje en Italië waren te hoog. Portugal had zelfs een staatsschuld van bijna 200%. Op gegeven moment was alleen Finland de enige die zich hield van de Stabiliteits- en Groeipact. Inmiddels hebben de meeste EU-landen hun staatsschuld flink verminderd.