Werkwoord

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Een werkwoord geeft een handeling, gebeurtenis of toestand aan in een zin. Of helpt die uit te drukken.

Voorbeelden van handelingen

  • Ik loop naar school. (lopen is in deze zin het werkwoord en geeft de handeling lopen aan)
  • Ik zaag een plank door midden. (zaag is in deze zin het werkwoord en geeft de handeling zagen aan).

Voorbeelden van gebeurtenis

  • Het echtpaar trouwt in het gemeentehuis. (trouwt is in deze zin het werkwoord en geeft de gebeurtenis trouwen aan).
  • De bruiloftgasten vieren feest in de feestzaal. (vieren is in deze zin het werkwoord en geeft de gebeurtenis vieren aan).

Voorbeelden van toestand

  • Hij is aardig. (is is in deze zin het werkwoord en geeft de toestand van zijn aan).
  • Ik voel me verdrietig (voel is in deze zin het werkwoord en geeft de toestand voelen aan).
  • Ik heb het koud. (heb is in deze zin het werkwoord en geeft de toestand hebben aan).

Tijden

De 3 belangrijkste tijden zijn: Tegenwoordige Tijd (t.t.), Verleden Tijd (v.t.) en Voltooide Tijd.

Hier zie je een paar regels en feiten:

  • De ik-vorm is de stam

Voorbeeld:

  • Tegenwoordige tijd:
  • Ik loop: de ik-vorm van lopen is loop, dus loop is de stam
  • Jij loopT
  • Hij loopT
  • Wij lopen
  • Jullie lopen
  • Zij lopen
  • Verleden tijd:
  • Ik liep
  • Jij liep
  • Hij liep
  • Wij liepen
  • Jullie liepen
  • Zij liepen
  • Voltooide Tijd:
  • Ik heb gelopen
  • Jij hebt gelopen
  • Hij heeft gelopen
  • Wij hebben gelopen
  • Jullie hebben gelopen
  • Zij hebben gelopen

Alleen bij de laatste is het werkwoord altijd hetzelfde.

Spelletje

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Werkwoord&oldid=394334"