Tweede feministische golf
Dit artikel is (gedeeltelijk) geschreven door Pabo-studenten van de MarnixAcademie en blijft in ieder geval staan tot de beoordeling is gegeven. |
De tweede feministische golf in Nederland was de periode van 1960 tot ongeveer 1985. Ondanks dat er 1919 vrouwenkiesrecht werd ingevoerd, waardoor vrouwen nu ook mochten stemmen op een politieke partij, waren de feministen nog niet tevreden. Kenmerken van de tweede golf waren dat er steeds meer protesten zichtbaar op straat plaatsvonden.
Politiek
Tot 1956 waren getrouwde vrouwen handelingsonbekwaam. Dit betekent dat je bij bijna alles toestemming van je man nodig had. Voorbeelden zijn: kleding kopen, verzekeringen afsluiten of geld van de bank halen. Ook moesten vrouwen ontslag nemen als ze gingen trouwen. Vrouwen werden gezien als moeder van hun toekomstige kinderen en niet als degene die het geld verdiende binnen het gezin. Feministen waren hier op tegen. PvdA-kamerlid Corry Tendeloo zette zich in voor dit probleem. Zij deed in 1955 een voorstel aan de Tweede Kamer. Met een kleine meerderheid (46 vóór, 44 tegen) werd de handelingsonbekwaamheid voor vrouwen afgeschaft. Vanaf toen mochten getrouwde vrouwen werken en bijvoorbeeld een eigen bankrekening openen.
Naast Corry Tendeloo, was Marga Klompé ook een belangrijke persoon in de politiek. Zij was de eerste vrouwelijke minister van de Katholieke Volks Partij (KVP). Op 13 oktober 1956 werd zij minister van Maatschappelijk werk.
Op 1 maart 1980 zijn de man en vrouw gelijk voor de wet geworden. Vanaf toen werden mannen en vrouwen gelijk behandeld. Later, op 1 september 1994 werd discriminatie op gebied van godsdienst, levensovertuiging, politieke voorkeur, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksualiteit verboden. Dit werd geregeld in de Algemene Wet Gelijke Behandeling.
Economie
Een van de belangrijkste actiepunten voor feministen was dat vrouwen economisch zelfstandig moesten en konden worden. Economische zelfstandigheid betekent dat je minimaal 70% van het minimumloon verdiend. Het minimumloon is een bedrag wat jouw baas volgens de wet verplicht is om jou te geven. Veel getrouwde vrouwen waren na de eerste feministische golf nog steeds afhankelijk van het inkomen van de man. Vrouwen wilden niet meer economische afhankelijk zijn van een ander. Dit moest veranderen in de tweede feministische golf.
De eerste stap werd gezet in 1957. Getrouwde vrouwen mochten tot 1957 niet als ambtenaar werken. In 1957 kwam daar verandering in en vanaf toen mochten getrouwde vrouwen wel als ambtenaar werken.
In 1971 was het percentage getrouwde vrouwen met een betaalde baan 17%. In 1983 was dat ruim verdubbeld met een percentage van 35%. Het percentage van alle betaalde werkende vrouwen was van 30% naar 40% gestegen. Vrouwen hadden vaak nog wel een lagere functie. In de politiek waren ook steeds vaker vrouwen te vinden. Op 20 maart 1975 kreeg Nederland een wet voor gelijke lonen voor mannen en vrouwen. Vanaf toen mochten mannen niet méér betaald krijgen voor hetzelfde werk als wat vrouwen deden.
Maatschappij
Het grootste deel van de mensen die studeerde was man. Veel vrouwen wilde graag studeren, maar dat was enkel bedoeld voor mannen. Dit kwam doordat vrouwen voor het huishouden moesten zorgen en je daar geen studie voor nodig had. Mannen moesten geld verdienen en mochten wel een opleiding volgen. Feministen wilde dat vrouwen ook recht kregen op studeren. In 1971 was maar 21% van de studenten vrouw. Het aantal studerende vrouwen was in 1983 gestegen naar 35%. Tijdens de tweede feministische golf was er een sterke groei en gingen steeds vaker jonge meiden studeren.
In de tweede feministische golf wilden feministen ook meer seksuele bevrijding voor vrouwen. Dit betekent dat vrouwen zelf beslissingen mogen maken over hun lichaam. Abortus en de pil waren strijdpunten voor feministen op het gebied van vrijen. Abortus is het stopzetten van een zwangerschap. Redenen voor een abortus kunnen zijn dat de vrouw geen kind wil of niet genoeg geld heeft om het kind een fijne toekomst te geven. De pil is een voorbehoedsmiddel waarmee je voorkomt dat een vrouw zwanger kan worden. Ook wilden de vrouwen graag een punt zetten achter seksueel geweld en vrouwenmishandeling.
Het gebruik van voorbehoedsmiddelen was vroeger niet bespreekbaar. Vrijen was bedoeld om kinderen te krijgen. Het gebruik van voorbehoedsmiddelen werd gezien als vijand van het krijgen van kinderen. In 1962 werd de pil geïntroduceerd en in 1964 was de pil ook beschikbaar in Nederland. De komst van de pil zorgde ervoor dat vrouwen zelf konden bepalen wanneer ze zwanger wilde worden.
Abortus was vóór 1984 officieel verboden, maar in sommige gevallen werd het toegestaan. In 1984 kwam de ‘Wet afbreking zwangerschap’. Vanaf toen was abortus voor de wet toegestaan. Daarnaast mocht je zwangere vrouwen niet meer ontslaan. In 1990 werd het zwangerschapsverlof verlengd van 12 naar 16 weken. Vrouwen kregen ook betaald tijdens het verlof. Door abortus en de pil kon een vrouw zelf bepalen wanneer ze moeder wilde worden. Ook kwam er een verbod op verkrachting binnen het huwelijk en werden er maatregelen genomen om de (seksuele) veiligheid van de vrouw te verbeteren. Ook werden er Blijf-van-mijn-lijfhuizen opgericht om vrouwen die mishandeld werden op te vangen.
Fases
Het gematigd feminisme
Het kenmerk van deze fase is dat mannen en vrouwen samen opkwamen voor gelijke rechten. Ze werkte veel samen met mannen. Voorbeelden van belangrijke organisaties zijn Dolle mina en de Man Vrouw Maatschappij. Ze gingen veel in gesprek met de politiek en bedrijven en organiseerde acties. Later werden deze actiegroepen steeds extremer en sloten ze zich aan bij het radicaal feminisme. In 1973 was zelfs geen enkele man meer lid van de Man Vrouw Maatschappij. Dit kwam, omdat de organisatie het idee kreeg dat vrouwen belangrijker zijn dan mannen.
Het socialistisch feminisme (vanaf 1971)
Deze fase kent veel vrouwenpraatgroepen. Jonge en goed opgeleide vrouwen richtten nieuwe feministische organisaties op. Door deze praatgroepen werden ook vrouwen die niet hebben gestudeerd bereikt. Ook werden er vrouwengezondheidscentra en blijf-van-mijn-lijfhuizen opgericht. Vrouwen konden hier terecht voor gezondheidsadvies en als opvang als je bijvoorbeeld mishandeld werd. Door deze fase gingen veel mensen positiever denken over het feminisme en gelijke rechten tussen mannen en vrouwen.
Het radicaal feminisme (jaren ’80)
Toen er een stakingsdag tegen de abortuswet kwam, gingen veel organisaties zich richten op de seksuele bevrijding van de vrouw. Paarse September was een actiegroep die bestond uit drie lesbische vrouwen. Zij vonden het belangrijk dat er ook aandacht ging naar lesbische vrouwen. Er lag volgens hen nog teveel aandacht op heteroseksuele relaties. Naast Paarse september werd de actiegroep Dolle mina ook steeds radicaler. Radicaal betekent dat iets extremer of ingrijpender wordt, in dit geval het actievoeren. De groep werd in december 1969 opgericht. De naam Dolle Mina komt van de naam Wilhelmina Drucker, die in de eerste feministische golf een feminist was. Haar bijnaam was ‘IJzeren Mina’. Dolle Mina deed vaak bijzondere en aparte acties. De eerste actie was op 23 januari 1970. Ze gingen het kasteel Nijenrode veroveren, die alleen toegankelijk was voor mannelijke studenten. De acties daarna varieerde van verbranding van korsetten bij het standbeeld van Wilhelmina Drucker tot het sluiten van openbare toiletten met roze linten (deze toiletten waren alleen voor mannen bedoeld). Er werden werkgroepen opgezet die zich bezighielden met zaken als gelijk salaris voor gelijk werk, abortus, crèches en ongetrouwde moeders.