Maat en ritme: verschil tussen versies
k (→top) |
(→Galerij: Slideshow werkt niet) |
||
Regel 16: | Regel 16: | ||
== Galerij == |
== Galerij == |
||
− | <gallery |
+ | <gallery> |
Bestand:Tweedelig.PNG|twee-kwarts maat beweging |
Bestand:Tweedelig.PNG|twee-kwarts maat beweging |
||
Bestand:Driedelig.PNG|drie-kwarts maat beweging |
Bestand:Driedelig.PNG|drie-kwarts maat beweging |
Versie van 21 dec 2023 20:51
Een muziekstuk heeft een bepaalde maat met daarbij een ritme. Beide begrippen horen bij elkaar, maar zijn toch iets verschillend. Een maat is zeg maar de cadans waarin een muziekstuk staat. Heb je een gewoon loop- of marstempo, dan kun je 1, 2, 3, 4 tellen, waarbij op elke tel je een stap zet: stap, stap, stap, stap. Ga je echter huppelen, dan kun je nog steeds 1, 2, 3, 4 tellen, maar er komt een tussensprongetje, zo van tada, tada, tada, tada. In het laatste geval spreek je meer van een ritme.
Ritmes zijn vaak medebepalend voor een muziekstroming. Zo heb je eerst de Bigband muziek dat over gaat in de swing, dat wat golvend lijkt. De reggae heeft weer een ander ritme evenals de disco.
Bij verschillende dansvormen heeft het ritme een belangrijke invloed op de passen die je maakt. Zo heeft de tango na de eerste maat een tussenstap op de eerste tel, een huppel zeg maar: ta, ta, ta, ta, tada, ta, ta, ta, tada, ta, ta, ta enzovoorts.
Bovenstaande voorbeelden zijn allemaal vier-kwarts maten. In een hele maat heb je vier tellen. Op bladmuziek wordt dat aangegeven als 4/4.
Bij een wals (Engelse wals of een Weense wals) is er sprake van 3 tellen in een maat. De drie-kwarts maat. Op bladmuziek wordt dat aangeven met 3/4. Je telt dus 1, 2, 3, 1, 2, 3. In de dans krijg je dan stap, stap, stap.
Verder heb je nog de twee-kwarts maat. Dit is zoals je dat bij rennen hebt: 1, 2, 1, 2, 1, 2. Op bladmuziek wordt dat aangegeven als 2/4. Een ritmevariant hierop is de draf van een paard: ra-ta-plof, ra-ta-plof. Dat is zeg maar kort-kort-lang, kort-kort-lang, waarbij de beide korten een halve tel zijn en de plof een hele tel, samen twee tellen.
Bij de maat heb je een accent moment, zeg maar het moment waarop je heel even ademhaalt. 1, 2, 3, 4, ademteug, 2, 3, 4 enzovoorts. In dit voorbeeld ligt het accent op de eerste tel. Een dirigent maakt bij het slaan van de maat hier ook gebruik van.
Er zijn meer maten, maar dan wordt het al snel ingewikkeld. Daarom is dirigeren best wel een moeilijk vak. Want het is niet alleen de maat aangeven, je moet op nog veel meer dingen letten. Hieronder zie je de beweging die de dirigent maakt met zijn baton (stokje) om de maat te slaan.