Beekprik: verschil tussen versies

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
k
Regel 6: Regel 6:
 
|Leefgebied = oostelijke Veluwe, Achterhoek, Limburg en in oostelijk Noord-Brabant, Antwerpen, Limburg en in de Vlaamse Ardennen
 
|Leefgebied = oostelijke Veluwe, Achterhoek, Limburg en in oostelijk Noord-Brabant, Antwerpen, Limburg en in de Vlaamse Ardennen
 
|Leefomgeving = beek
 
|Leefomgeving = beek
|Behoort tot de = [[kaakloze vissen]], [[Vissen]]
+
|Behoort tot de = [[kaakloze vissen]], [[Zoetwatervissen]], [[Vissen]]
 
|AfbeeldingLeefgebied =
 
|AfbeeldingLeefgebied =
 
}}
 
}}

Versie van 25 jun 2023 12:04

Beekprik
Lampetra planeri

Beekprik (Lampetra planeri).png

Leefgebied oostelijke Veluwe, Achterhoek, Limburg en in oostelijk Noord-Brabant, Antwerpen, Limburg en in de Vlaamse Ardennen
Leefomgeving beek
Behoort tot de kaakloze vissen, Zoetwatervissen, Vissen
Portaal Portal.svg Biologie

De beekprik (Lampetra planeri), ook bekend als de westelijke beekprik, is een kleine Europese lampreisoort die uitsluitend in zoetwateromgevingen leeft. De soort is verwant aan, maar verschilt van, de Noord-Amerikaanse westelijke beekprik (Lampetra richardsoni). De beekprik is een veel voorkomende, niet-parasitaire (op andere dieren levende) soort die voorkomt van Noord-Amerika tot Noord-Europa. Volwassen beekprikken zijn 12 tot 14 cm lang. Het lichaam is sterk langwerpig en donkerblauw of groenachtig van boven, lichter tot geelachtig gebroken wit aan de zijkanten en zuiver wit aan de buikzijde. Zoals alle prikken hebben deze vissen geen gepaarde vinnen en hebben ze een ronde zuigschijf in plaats van kaken, die gevuld zijn met stompe tanden. Ze hebben een enkel neusgat en zeven kleine kieuwopeningen aan weerszijden achter het oog. De beekprik is te onderscheiden van de nauw verwante rivierprik (Lampetra fluviatilis) doordat de twee rugvinnen nauwer met elkaar verbonden zijn.

Beekprikken zijn te vinden in kleine stroompjes en grotere rivieren in heel Noord-Europa, maar ook in Portugal, Zuid- Frankrijk, Italië, Sardinië, de Balkan en de bovenloop van de Wolga. In Nederland en België komen ze voor in de beken van de oostelijke Veluwe, Achterhoek, Limburg en in oostelijk Noord-Brabant, Antwerpen, Limburg en in de Vlaamse Ardennen.

Tijdens de paaitijd eten volwassen beekprikken niet. Beekprikken paaien in het voorjaar en de zomer in ondiepe delen van beekjes en soms in meren in grind dicht bij het zachte sediment waarin ze vroeger woonden. Zowel mannetjes als vrouwtjes maken kuilen door kleine stenen met hun mond te verwijderen en kleinere deeltjes met hun staart uit te waaien. Het mannetje en het vrouwtje deponeren sperma en eieren, gelijktijdig terwijl ze met elkaar verweven zijn, in het nest. Het vrouwtje kan enkele duizenden eieren vrijgeven, tot wel 100.000 voor sommige soorten. Volwassen beekprik paaien in kleine groepjes en sterven kort na het paaien. De eitjes komen binnen enkele dagen uit, waarna de jonge larven zich begraven in zacht sediment waarbij alleen de mond naar buiten steekt. De jonge prikken zijn blinde filtervoeders, die zich drie tot vijf jaar voeden met afval en ander organisch materiaal voordat ze volwassen worden. Na vier jaar als larve te hebben doorgebracht, veranderen deze prikken in de herfst in volwassen dieren en paaien ze de volgende lente. Dit proces is voltooid na de rijping van de geslachtsklieren. Gedurende deze tijd ontwikkelen zich ook ogen en zuigschijf, terwijl het darmkanaal degenereert (als het ware afsterft) en zijn functie verliest. De volledige transformatie (verandering) kan tot een jaar duren. Zo ontwikkelen deze vissen hun tanden precies op het moment dat ze niet meer kunnen eten. Er is echter waargenomen dat prikken stenen met hun tanden vastgrijpen om nesten te bouwen, waaruit blijkt dat de tanden een functie hebben.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Beekprik&oldid=797608"