Draaibank
Een draaibank is een (machine)gereedschap waarmee je (ronde) onderdelen kan maken: door te snijden, schuren, kartelen, boren, vervormen en afvlakken terwijl het werkstuk ronddraait. Ook spiraalvormen zoals schroefdraad kunnen er mee gemaakt worden.
Werking
Een motor zorgt ervoor dat het werkstuk ronddraait. Door er een scherp voorwerp (bijvoorbeeld een beitel) tegen het ronddraaiende werkstuk te houden, snijdt je er een laagje vanaf (zoals je ook een appel schilt, snijdt het mes de schil af terwijl je de appel draait). Draaibanken worden gebruikt in houtdraaien, metaalbewerking, metaaldraaien (zoals bij het maken van de beker van een trompet), onderdelen namaken en glasbewerking. Draaibanken kunnen worden gebruikt om aardewerk te vormen, het bekendste ontwerp daarvan is de pottenbakkersschijf.
Het werkstuk kan tussen twee pennen worden geplaatst, waarvan de een wordt aangedreven door de motor en het werkstuk 'meeneemt' in de draai en waarbij het werkstuk als het ware om de andere pen draait (of deze pen draait mee). Een andere mogelijkheid is dat het werkstuk door een 'klauw' wordt vastgehouden die ronddraait. Vergelijkbaar met een boor die vastgeklemd wordt in de boorkop van een boormachine. Voorbeelden van objecten die op een draaibank kunnen worden geproduceerd, zijn onder meer schroeven, kandelaars, knoppen, deegrollers, schaakstukken, geweerlopen, biljartkeu-stokken, tafel- en stoelpoten, schalen, honkbalknuppels, pennen, muziekinstrumenten (vooral houtblazers) en krukassen.
Geschiedenis
De draaibank is een oud gereedschap. Het vroegste bewijs van een draaibank dateert uit het oude Egypte rond 1.300 v. Chr. Er is ook een mogelijk bewijs voor het bestaan ervan op een Myceense Griekse vindplaats, die teruggaat tot de 13e of 14e eeuw v. Chr.
Er zijn duidelijke bewijzen gevonden van gedraaide voorwerpen uit de 6e eeuw v. Chr: het betreft fragmenten (delen) van een houten kom in een Etruskisch graf in Noord-Italië, evenals twee platte houten schalen met decoratieve gedraaide randen uit het oude Turkije.
Tijdens de periode van de Strijdende Staten in China, ca. 400 v. Chr. gebruikten de oude Chinezen draaibanken om gereedschappen en wapens op industriële schaal te slijpen. Bij dit soort draaibanken werd het werkstuk aangedreven door een soort trapsysteem met touw.
Het eerste bekende muurschildering met een draaibank dateert uit de 3e eeuw voor Christus in het oude Egypte.
De draaibank was erg belangrijk voor de industriële revolutie. Het staat bekend als de moeder van werktuigmachines, omdat het de eerste werktuigmachine was die leidde tot de uitvinding van andere werktuigmachines. De eerste volledig beschreven, volledig metalen draaibank voor glijplaten werd rond 1751 uitgevonden door Jacques de Vaucanson. Hij werd beschreven in de Encyclopédie.
In 1718 vond de Russische ingenieur Andrey Nartov een van de eerste draaibanken uit met een mechanisch snijgereedschap-ondersteunende wagen en een set tandwielen (ook bekend als een samengestelde steun of glijsteun) en de eerste die eerder al zo'n draaibank uitvond was waarschijnlijk Leonardo da Vinci.
De eerste databanken draaiden op handkracht, of via een trapsysteem met de voet (vergelijkbaar met dat van een spinnewiel), op paardenkracht (tredmolen), en later op wind- of waterkracht (molen). Met de komst van de stoommachine werd de draaibank vaak via riemen aangedreven. Nu worden ze elektrisch aangedreven. Van hele kleine draaibanken die onderdelen voor horloges maken tot machines die de schroefas voor zeeschepen draaien.