Argument van de onwetendheid
Het argument van de onwetendheid (Latijn: Argumentum ad ignorantiam) is een drogreden (een niet-logisch argument). Volgens zo'n argument is de stelling waar, omdat het tegendeel niet bewezen kan worden. Het argument komt niet met een bewijs dat de stelling waar is. Het komt slechts met een argument dat het tegendeel niet waar is.
Een voorbeeld van zo'n argument is het volgende:
- Jan heeft geen vrouw, omdat ik hem nooit met een vrouw heb zien wandelen.
De stelling is "Jan heeft geen vrouw" en het argument is "ik heb hem nooit met een vrouw zien lopen". Het argument ondersteunt de stelling niet helemaal. Zo kan Jan een vrouw hebben die niet van wandelen houdt of veel moet werken. Ook kun je Jans gehele leven niet volgen. Je kunt Jan bijvoorbeeld slechts een paar keer per maand zien wandelen. Kortom, het argument sluit niet uit dat Jan een vrouw heeft.
Een argument van de onwetendheid gaat uit van een logische fout.
Bestaan van God
Het argument van de onwetendheid wordt vaak gebruikt in discussies over het bestaan van God. Zowel gelovigen als ongelovigen maken van het argument gebruik in de volgende voorbeelden:
- God bestaat niet, want je kunt niet bewijzen dat hij bestaat.
- God bestaat wel, want je kunt niet bewijzen dat hij niet bestaat.
Beide argumenten zeggen dat de stelling waar is, omdat het tegenovergestelde niet bewezen kan worden. Het argument zegt dus niets over de stelling zelf, slechts over het tegenovergestelde.
In de rechtszaal
De enige plek waar je het argument van de onwetendheid wél kunt gebruiken is de rechtszaal. Volgens de rechtspraak ben je namelijk onschuldig totdat het tegendeel is bewezen. Een verdachte is dus onschuldig totdat hij/zij veroordeeld wordt, ook al is van tevoren duidelijk dat hij/zij de misdaad gepleegd heeft.
In de rechtszaal geldt het argument van de onwetendheid dus niet als drogreden.