Grand tour
Een grand tour was een lange rondreis die veel rijke Europeanen vroeger maakten. De grand tour was ook de "reis van je leven". Voornamelijk jongvolwassenen maakten zo'n reis. Zij deden dit onder leiding van hun ouders, een ander familielid of een leraar. Het idee was dat men meer leerde over andere culturen, een taal kon leren en belangrijke plaatsen bezocht. Deze reizen duurden veel langer dan onze vakanties. Vaak duurden ze enkele maanden en soms zelfs meer dan een jaar.
De grand tour was populair vanaf de 17e eeuw. Dit kwam door een hernieuwde interesse in de Klassieke Oudheid (de Romeinen en Oude Grieken). Veel grand tours gingen dan ook naar Italië en Frankrijk. Later ging men ook op grand tour naar Griekenland. De grand tour was niet alleen onderdeel van de opvoeding. Ook zorgde de reis ervoor dat jongeren aan het gezag van hun ouders konden ontsnappen. In hogere kringen waren vaak strenge omgangsvormen. Tijdens de grand tour kon meer relaxen en hoefde men minder op zijn/haar gedrag te letten. Grand tours waren een fenomeen tot aan het begin van de 20e eeuw.
Een bekend voorbeeld van een grand tour is de reis van Johann Wolfgang von Goethe naar Italië tussen 1786 en 1788. Hij schreef zijn belevenissen op in een reisverslag (Die Italienreise). Goethe was vooral geïnteresseerd in de overblijfselen van de Romeinse oudheid. Reizen duurde toentertijd een stuk langer dan tegenwoordig. Men reisde meestal met de koets en moest overnachten in pensions, hotels of bij bevriende (adellijke) families. Ook was het gevaarlijk, aangezien men kon worden overvallen.