Armoede
Armoede is het tegenovergestelde van rijkdom of welvaart. In armoede leven betekent dat je arm bent. Er zijn twee soorten armoede, lichte en zware armoede.
In Nederland en België komt voornamelijk lichte armoede voor. Mensen hebben dan net iets te weinig geld of net genoeg. Ze kunnen geen onverwachte dingen betalen, maar hebben vaak wel genoeg geld voor eten en een huis. Armoede kan er worden verzacht door een uitkering.
Zware armoede komt vooral in ontwikkelingslanden voor. Dan leef je van minder dan 1 dollar per dag.
Mensen die geen eten kunnen betalen kunnen op diverse plaatsen in Nederland en België naar een voedselbank. Ook zijn er mensen die dakloos zijn. Zij moeten naar een daklozenopvang of buiten slapen. Als het koud is, zijn er voor hen in diverse plaatsen ook 'warme kamers'.
Geschiedenis: armoede vroeger
Arme mensen die tussen 1700 en 1800 in de stad leefden, woonden vaak in kleine kelders of in krotten. Krotten zijn hele kleine slechte woningen voor arme mensen. De hele familie leefde samen in een kleine kamer. Hier moesten ze samen slapen, eten en werken. Veel arme mensen waren ook ziek of ondervoed. Ondervoed is wanneer je te weinig eten krijgt. Je wordt dan heel dun.
Veel arme mensen werkten in die tijd thuis. Dit noemden ze de huisnijverheid. Dat betekent thuis werken door van allerlei dingen te maken met behulp van simpel gereedschap. Ze moesten bijvoorbeeld op een spinnewiel van wol draden weven. Ze kregen de wol van een koopman en wanneer ze klaar waren verkochten ze de draden aan de koopman. Of ze moesten op een weefgetouw van de draden een stof weven.
Veel kinderen moesten ook werken. De ouders verdienden zelf niet genoeg om eten voor het hele gezin te kopen. De kinderen konden dan niet naar school. Ze werken vaak bij een bakker, timmerman of in een pottenbakkerij waar ze van klei potten maakten. Of ze werkten in een blekerij. Een bedrijf waar alle stoffen gebleekt werden. Bleken is de kleur uit een stof halen zodat die wit wordt. Hier was het heel vies. Het bleken werd gedaan door het gebruik van urine (plas) van dieren. Daar werden de stoffen wit van.
Als arme mensen geen werk hadden moesten ze soms ook bedelen voor eten, of ze leefden van de bedeling. Dan werden ze gesteund door rijke mensen, kerken of fondsen die aan weldadigheid deden. Verder moest je het hebben van je familie en nabuurschap: buren die ook wat voor je konden betekenen.