Banjo
Werk in uitvoering! Aan dit artikel wordt de komende uren of dagen nog gewerkt. Belangrijk: Laat dit sjabloon niet langer staan dan nodig is, anders ontmoedig je anderen om het artikel te verbeteren. De maximale houdbaarheid van dit sjabloon is twee weken na de laatste bewerking aan het artikel. Kijk in de geschiedenis of je het artikel kunt bewerken zonder een bewerkingsconflict te veroorzaken. |
Dit artikel is nog niet af. |
De banjo is een snaarinstrument. Achter de snaren zit een klankkast met vel bespannen. Dit vel was vroeger van huid, tegenwoordig van plastic. De eerste banjo's zoals we nu kennen werden door de Afro-Amerikanen in de Verenigde Staten gemaakt. Vaak hoor je de banjo bij volks- of countrymuziek, maar komt ook voor in de ritmesectie van Jazz orkesten of Big Bands.
Waar de naam banjo vandaan komt is niet helemaal duidelijk. Misschien van het Portugese banza wat een Spaans-achtige gitaar is of van bandore wat een soort citer is. De allereerste banjo's zijn door de slaven op de plantages gebouwd met een kalebas en een stok als hals en vier snaren, zoals ze ongeveer ook gemaakt werden in Afrika. Toetsen (streepjes) en stelknoppen hadden ze eerst nog niet, die kwamen later evenals de vijfde snaar. De allernieuwste banjo's hebben ook metalen onderdelen.
Sommige blanken leerden rond 1820 het instrument te bespelen. Een van hen was Joel Walker Sweeney uit Virginia. Rond 1849 verving hij de kalebas door een ronde kast van hout, bespannen met een vel. Hij voegde de kortere vijfde snaar of drone toe en ging met deze banjo optreden. Drummaker William Boucher uit Baltimore moedigde hij aan om deze banjo's op een commerciële manier te gaan maken. Met zijn muziekgroep reisde Sweeney ook naar Groot Brittannië om daar op te treden. Het instrument werd ook populair op de Caraïben. In 1860 vond je de banjo ook op de slagvelden van de Amerikaanse burgeroorlogen waar het aan beide kanten door de militairen werd bespeeld. Er ontstond toen een echte 'banjo-rage'. Er verscheen zelfs een banjo-methode op papier. Allerlei walsen, marsen en polka's verschenen er in 1868 op bladmuziek, speciaal voor de banjo.
Je kunt de banjo bespelen door de snaren als een akkoord aan te slaan met een of meer van de vier hoofdsnaren met de wijs-, middelvinger of beide vingers. Dit terwijl de drone of vijfde snaar wordt gespeeld met een 'opheffende' (in tegenstelling tot een neerwaartse pluk) beweging van de duim. Verder heb je het vinger-picking waarbij twee vingers rusten op het vel en de andere drie als het ware aan de snaren plukken. Met de andere hand wordt net als bij een gitaar de lengte van de verschillende snaren 'verkort en verlengd' door deze op de hals te drukken.
Rond 1900 wordt de banjo een belangrijk instrument bij de ragtime-muziek. Met de grote depressie (rond 1929) neemt de populariteit van de banjo enorm af. De populariteit leeft weer op bij de blue Grass, de jazz, country, rock en Ierse folk.