Opraapwagen
De opraapwagen, Ladewagen of hooilader is een landbouwwerktuig waarmee gewassen zoals b.v. gemaaid gras, hooi, stro of bietenblad door één persoon kan worden geladen.
Hoe werkt het
De opraapwagen is een aanhanger met een omgebouwde laadruimte. Het gewas wordt van de grond opgepakt en in het invoerkanaal geduwd door een zogeheten duw- of trekopneemtrommel die onder de voorkant van de wagen is voorzien van verende veertanden. Daar pakt een krachtige trommel, de zogenaamde laadrotor of een transportwip met starre tanden het materiaal op en duwt het in de laadruimte. Een andere variant is het gebruik van een harktransporteur. Een derde alternatief zijn duwstangen als transporteenheid.
De laadruimte is voorzien van een schraapvloer. De schrapers (stangen) zijn onderling met een ketting verbonden en werkt als een lopende band. In de meeste gevallen worden touwen van voren naar achteren gespannen (bijna als een net), waardoor een min of meer gesloten transportruimte voor het relatief grove materiaal ontstaat. Hierdoor kan de druk door de laadrotor nog steviger plaatsvinden. Voor een gelijkmatiger lossen in een klemsilo (soort hooiberg) of voor gericht lossen in het gangpad van de schuur zijn veel opraapwagens aan de achterzijde voorzien van verdeelrollen.
Om de last te versnijden kan eventueel een snijmechanisme in het opraapkanaal worden ingeschakeld. De snijapparaten hebben meestal 10 tot 35 messen, maar soms tot 74 messen. Hiermee kan het gewas in stukken van 4 tot 8 cm lengte worden gesneden. De nauwkeurigheid en kwaliteit van de snede is echter niet te vergelijken met die van een veld-hakselaar.
De opraper, transporttrommel, maaibord, schraapbodem etc. worden door de trekkende tractor via een aftakas aangedreven. Ondanks het hoge laadvermogen is de kracht die nodig is voor de werking van de opraapwagens relatief laag, een wagen met een laadvolume van 25 m³ kan met een gemiddelde tractor worden bediend. De inhoud van de gefabriceerde opraapwagens varieert tussen circa 10 en 60 m³.
Silagewagens of combiwagens zijn opraapwagens die extra stabiel gebouwd zijn zodat ze ook gevuld kunnen worden door veldhakselaars. Met name het transport van maïskuilvoer stelt hogere eisen aan de stabiliteit van de wagen. Het opraapgedeelte kan voor dergelijke doeleinden worden losgemaakt. De transportas moet dan worden afgesloten met een vloerplaat.
Er worden ook zelfrijdende opraapwagens gebouwd, die dus niet door een tractor hoeven te worden getrokken. De zelfrijdende voertuigen worden voornamelijk gebruikt in bergachtige gebieden, omdat ze zeer wendbaar en geschikt voor hellingen kunnen worden ontworpen. Voor een multifunctionele inzet kunnen de zelfrijdende machines ook worden gebruikt voor het verspreiden van bijvoorbeeld kunstmest of drijfmest door de wagen te veranderen.
Geschiedenis
Vóór de uitvinding van de opraapwagen moest het hooi op grote wagens (bijv. karren) met hooivorken worden geladen waaraan een zogenaamde witte boom aan de bovenkant was vastgebonden zodat de lading bij elkaar bleef.
De opraapwagen werd in 1960 voor het eerst aan het publiek gepresenteerd op de DLG-tentoonstelling in Keulen van 16 mei door de uitvinder Ernst Weichel. Het toestel droeg al de naam "Hamster", de algemene aanduiding "opraapwagen" bestond toen nog niet.
Voor de presentatie in Keulen in 1960 is de opraapwagen niet één keer onder reële omstandigheden getest. Ernst Weichel vond pas in de herfst van 1960 tijd om verder aan het project te werken. Hij paste de voorwand van de wagen iets aan, plaatste het centrale steunwiel opzij en probeerde het vervolgens uit met zijn "Unimog" die stro laadde op een geoogst veld (zie foto). Op de foto kun je zien dat het meteen werkte. Hier wordt de inhoud gelost met behulp van een schraapvloer.
De eerste opraapwagens hadden geen messen en maakten het lossen daardoor meer werk dan de oude methode. Bovendien was het aandrukken van het hooi niet hoog genoeg. Na aanvankelijke bedenkingen van experts werd de opraapwagen breed geaccepteerd omdat de hoeveelheid werk werd teruggebracht tot een tiende. Binnen tien jaar stapte 50% van de graslandbedrijven over op opraapwagens. Begin jaren negentig verving de zelfrijdende hakselaar vaak de zelfrijdende hakselaar.
Opraapwagen gecombineerd met hakselaar