Rekenen
Rekenen is een schoolvak wat ook in het dagelijks leven veel word gebruikt. Je hebt naast het standaard rekenen ook "wiskunde" en "algebra" (hoger rekenen voor op het Middelbaar Onderwijs).
Op school
Rekenen doe je op school. Op de middelbare school leer je wiskunde en algebra en op de basisschool leer je het basis/gewoon rekenen. Meestal leer je uit een boek.Deze kennis ga je later gebruiken op de middelbare school. Je leert er zonder rekenmachine rekenen. En soms ook hoe je het eigenlijk uit moet rekenen met een rekenmachine.
Schatten
Schatten op de basisschool leer je schatten. Dit gebruik je in je latere levenslijn, om bijvoorbeeld in de winkel te schatten hoeveel het ongeveer kost.
Procenten
Procenten leer je om uit te rekenen hoeveel korting je ergens op kan krijgen in het dagelijkse leven. Ook zal je als je later ouder wordt het misschien nodig hebben bij je eigen werk.
Verhoudingen
Verhoudingen leer je ook al op het einde van de basisscholing. Daar ga je nog vaak mee verder op de middelbare school.
Gewoon rekenen
Bij het gewone rekenen heb je:
- Optellen: 2+2= 4
- Aftrekken: 2-2= 0
- Vermenigvuldigen: 2x2= 4
- Delen: 2:2= 1
Wiskunde
Wiskunde is een wetenschap. Met wiskunde is het de bedoeling dat alles logisch is. Bij wiskunde maakt men stellingen, die ze proberen te bewijzen met bewijzen. Ook belangrijk is het bestuderen van patronen en structuren.Er zijn vele wiskundige formules.
Algebra
Algebra is een deel van de wiskunde dat zich bezighoudt met de betrekkingen van door letters en tekens aangeduide grootheden. In de algebra worden getallen voorgesteld door letters en bestaan er allerlei regels die zeggen hoe je met die letters moet rekenen.
Hieronder een eenvoudig voorbeeld om het verschil tussen rekenen en algebra te laten zien. We moeten de volgende som oplossen:
Een vader is 5x zo oud als zijn zoon. Over 7 jaar is hij 3x zou oud. Hoe oud zijn beiden?
Oplossing met rekenen: de leeftijd van de vader is een vijfvoud. Dat is een getal dat door 5 deelbaar is. Over 7 jaar is het een drievoud (getal deelbaar door 3), en daarvan afgetrokken een vijfvoud is 7. In aanmerking komen 25 (20 is te jong) en 32. Dit laatste is geen drievoud. 30 en 37 dan. Klopt ook niet. 35 en 42. Klopt: 35 is 5 keer 7, en 42 is 3 keer 14. Dus de vader is nu 35 jaar oud en zijn zoon 7.
Oplossing met algebra: noem de leeftijd van de zoon x, die van de vader dus 5 keer x, en dat schrijf je als 5x. Dan is
5x + 7 = 3(x + 7) (Nu alles wat tussen haakjes staat met 3 vermenigvuldigen)
5x + 7 = 3x + 21 (Nu links en rechts van de = 3x + 7 aftrekken)
2x = 14 (Nu links en rechts van de = delen door 2)
x = 7. Dus de zoon is 7 jaar oud.
Opmerking: 3(x + 7) wordt ook wel geschreven als 3*(x + 7) of 3×(x + 7).
Wiskunde | |||
---|---|---|---|
Algebra · Meetkunde · Goniometrie · Rekenkunde · Statistiek · Kansberekening |
Dit artikel is een beginnetje. Je wordt uitgenodigd op bewerk te klikken om dit artikel aan te vullen.
Meer informatie over dit onderwerp vind je hier: |
Dit artikel is een beginnetje.
|