Organel

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Celbiologie
De dierlijke cel
Animal Cell
Componenten van een dierlijke cel:
  1. Nucleolus
  2. Celkern
  3. Ribosoom (blauwe puntjes)
  4. Vesikel
  5. Ruw endoplasmatisch reticulum
  6. Golgicomplex
  7. Cytoskelet
  8. Glad endoplasmatisch reticulum
  9. Mitochondrion
  10. Vacuole
  11. Cytosol
  12. Lysosoom
  13. Centrosoom
  14. Celmembraan
Portaal  Portaalicoon  Biologie

Een organel is een onderdeel van een biologische cel. Het wordt ook wel een celcompartiment genoemd. Even ter vergelijking: Onder de motorkap van een auto zitten onderdelen die samen er voor zorgen dat de auto kan rijden. Al die onderdelen hebben een eigen functie, maar ze werken wel samen. Bij een cel is dat ook zoiets, waarbij de verschillende organellen een eigen functie hebben.

Alle cellen van de zogeheten eukaryoten (planten, dieren en schimmels) zijn opgebouwd uit dergelijke cellen.

Zoals de onderdelen onder de motorkap er voor zorgen dat de auto kan rijden, zo zijn de organellen van belang voor het laten verlopen van stofwisseling, het genereren (opwekken) van energie, het in stand houden van de celstructuur, en voor de instandhouding van het genetisch materiaal in de cel.

De meeste organellen zijn rondom voorzien van een membraan (zeg maar een soort velletje).

De grootste organellen zijn de celkern en de vacuole. Deze zijn over het algemeen duidelijk zichtbaar onder een gewone lichtmicroscoop die ook bij biologielessen worden gebruikt.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Organel&oldid=927793"