Profielwerkstuk
Een profielwerkstuk (op havo en vwo) of sectorwerkstuk (op vmbo), afgekort als PWS of SWS, is een groot werkstuk dat in de bovenbouw van de middelbare school in Nederland geschreven moet worden. Het profielwerkstuk is nodig voor de afsluiting van de middelbare school. Zonder dit werkstuk kun je geen eindexamen doen. Het cijfer van het werkstuk wordt namelijk ook op het diploma gezet.
De Vlaamse tegenhanger van het profielwerkstuk is de geïntegreerde proef.
Per niveau
Het profielwerkstuk wordt altijd gehouden in het laatste jaar van de middelbare school. Op de havo is dit dus in de 5e klas en op het vwo in de 6e klas. Bij het profielwerkstuk mogen leerlingen zelf een onderwerp kiezen. Dit onderwerp moet wel aansluiten bij het profiel (vakkenpakket) wat de leerlingen volgen. Scholen laten leerlingen daardoor vaak kiezen uit de schoolvakken die zij volgen. Een profielwerkstuk kan zowel in groepjes als alleen gedaan worden. Vaak stellen scholen hier zelf regels voor op.
Op het vmbo bestaat het zogeheten sectorwerkstuk, wat vergelijkbaar is. Het sectorwerkstuk is overigens alleen verplicht voor de gemengde leerweg (vmbo-gl) en theoretische leerweg (vmbo-tl). Voor vmbo-kader en -basis is er dus geen sectorwerkstuk. In plaats daarvan moeten de leerlingen een verplichte stage doen. Op het vmbo heeft men geen profielen, maar sectoren (wat vrijwel hetzelfde is). De leerlingen moeten daarom een onderwerp kiezen wat bij hun sector aansluit. Hierbij wordt ook naar het vakkenpakket gekeken. Leerlingen kunnen dit vaak alleen of in groepjes doen.
Er zit wel een klein verschil in aantal uren. Aan een profielwerkstuk moet men 80 uur werken, terwijl een sectorwerkstuk maar 40 uur is.
Onderwerpen
Het onderwerp van een profielwerkstuk moet aansluiten bij het profiel wat leerling volgt. Hierbij kijken scholen meestal naar de vakken van de leerling. Wanneer de leerling een profielwerkstuk wil schrijven over een medisch onderwerp, valt dit onder biologie. Als een groepje leerlingen dit wilt doen, moeten alle leerlingen dus dit vak volgen. Het kan overigens ook zijn dat een onderwerp onder twee of meerdere vakken valt. Een onderwerp uit de Engelse geschiedenis valt bijvoorbeeld zowel onder geschiedenis als Engels.
Een leerling of groepje leerlingen heeft meestal een begeleider voor het profielwerkstuk. Deze maakt afspraken met de leerlingen, geeft feedback en helpt bij eventuele problemen. De begeleider is altijd een docent met een diploma in het vakgebied. Een docent natuurkunde kan daardoor dus geen profielwerkstuk over geschiedenis nakijken. De begeleider is overigens ook de persoon die het profielwerkstuk beoordeeld.
Hoe ziet het profielwerkstuk eruit?
Het precieze uiterlijk verschilt per onderwerp, vak en zelfs school. Scholen mogen namelijk ook zelf regels toevoegen. Toch hebben de meeste profielwerkstukken veel gemeen.
Je begint met het bedenken van een onderwerp wat je interesseert. Vanuit dit onderwerp bekend je een onderzoeksvraag. De onderzoeksvraag moet iets zijn wat je niet makkelijk kunt opzoeken. De onderzoeksvraag mag niet te breed zijn, maar ook niet te klein. Nadat de onderzoeksvraag bekend is, maak je deelvragen. Deze deelvragen worden de hoofdstukken van het verslag. Vaak wordt dit in overleg met de begeleider gedaan.
Hierna begint het schrijven van het werkstuk. Hiervoor moet je informatie opzoeken, overleggen en soms zelfs interviews of enquêtes houden. Eigen onderzoek moet meestal als bijlage worden toegevoegd. Ook kan het zijn dat er tekeningen of producten gemaakt moeten worden. Voor de informatie moet men ook aan bronvermelding doen. Aan het einde van het werkstuk is er altijd een bronnenlijst. Meestal moet er voor een bepaalde datum een kladversie worden ingeleverd. Op deze versie wordt feedback gegeven die in de definitieve versie verwerkt moet worden.
Het profielwerkstuk moet na afloop mondeling gepresenteerd worden. Deze presentatie telt mee voor de beoordeling. Vaak zijn ouders, familie en vrienden aanwezig in de zaal. Ook klasgenoten en leerlingen uit een lager jaar kunnen aanwezig zijn. Na afloop kunnen er vragen gesteld worden door zowel de zaal als de begeleider. Na het afronden hiervan wordt een cijfer bekend.