Knolselderij
Knolselderij Apium graveolens | |
---|---|
Leefgebied | Oorspronkelijk Middellandse Zeegebied |
Leefomgeving | Voedingsgewas, akker, groentetuin |
Behoort tot de | Schermbloemenfamilie |
Portaal Biologie |
Knolselderij (Apium graveolens var. rapaceum) is een groente. Het is een knol die onder de grond groeit. Het is een variant van de selderij. In het Middellandse Zeegebied en in Noord-Europa wordt knolselderij op grote schaal geteeld. Het wordt ook verbouwd in Noord-Afrika, Siberië, Zuidwest-Azië en Noord-Amerika. In Noord-Amerika wordt vooral de cultuurvarieteit 'Diamant' verbouwd.
Geschiedenis
Knolselderij en selderij komen oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied. Het werd selinon genoemd in de Ilias en Odyssey. Knolselderij werd in sommige vroege beschavingen gekweekt als een geneeskundig gewas. Selderij bevat een plantenbestanddeel genaamd apigenine, dat in de traditionele Chinese geneeskunde werd gebruikt als ontstekingsremmend middel. In Nederland wordt gesneden knolselderij vaak gebruikt in erwtensoep. Verder kan het worden geroosterd, gestoofd of geblancheerd (kort gekookt en afgekoeld in koud water) en kan worden gepureerd. De bladeren (zowel de stelen als de bladen) van de groente zijn behoorlijk smaakvol. De houdbaarheid van knolselderij is ongeveer zes tot acht maanden indien bewaard tussen 0 en 5 ° C. Hierdoor is het een goede wintergroente. De smaak zal bij lang bewaren echter minder worden en het kan gaan rotten.