Gehoornde slijmvis
Gehoornde slijmvis Parablennius gattorugine | |||
---|---|---|---|
Niet bedreigd | |||
Leefgebied | oosten van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee | ||
Leefomgeving | rotsige kusten | ||
Behoort tot de | baarsachtigen (Perciformes), zoutwatervissen, Beenvissen, Vissen | ||
|
De gehoornde slijmvis (Parablennius gattorugine) is een soort uit de noordoostelijke Atlantische Oceaan die voorkomt in ondiepe kustwateren voor de kust van West-Europa, de Middellandse Zee en Noord-Afrika. Het behoort tot de orde van baarsachtigen (Perciformes). Het heeft een langwerpig lichaam, grote kop en grote ogen die tot 30 centimeter lang kan worden. De ogen zijn tweekleurig, het bovenste deel is bruin en het onderste deel is wit. Er is een enkele vertakte tentakel over elk van zijn ogen. Het is voornamelijk geelbruin van kleur, hoewel het af en toe groenachtig is en is gemarkeerd met ten minste zeven donkere balken die beginnen bij de rugvin en die de buik bereiken. Naast de tentakels over de ogen zijn er ook tentakels over de neusgaten. De zijlijn wordt gebroken in de richting van de staart. De broedende mannetjes worden chocoladebruin van kleur en ontwikkelen bolachtige klieren op de stekels van de aarsvin. De rugvin loopt over de lengte van zijn lichaam en is door een ondiepe inkeping in twee helften verdeeld. Het voorste deel van de vin bevat de stekelige stralen, terwijl het achterste deel de zachte stralen bevat. De rugvin heeft 13-14 stekels en 17-20 stralen terwijl de aarsvin 2 stekels en 19-23 stralen heeft. Het heeft relatief grote borstvinnen. Elk individu heeft een unieke set markeringen op de schubben van het gezicht, wat betekent dat studies van hun biologie individuen kunnen identificeren (net als bij een vingerafdruk).
Ze komen voor langs de Atlantische Oceaan kust van Europa van Zuid-Engeland en Ierland tot Marokko. Het wordt ook gevonden in de hele Middellandse Zee tot aan de Zee van Marmara en de Zwarte Zee. In de Noordzee (en dus ook bij Nederland) zijn ze zeldzaam. in de Zeeuwse wateren komen ze wat algemener voor bij stenige dijken (vooral in de Oosterschelde). Ze worden ook in de Waddenzee aangetroffen op mosselbanken.
Ze komen voor in ondiepe zeeën op een diepte van 3–32 meter, met een rotsachtige bodem. Rotsspleten gebruiken ze als schuilplaats. Ze voeden zich met zeeanemonen en met andere ongewervelde dieren zoals garnalen en andere schaaldieren.