Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen
| Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen | |
| Oprichting | 15 oktober 1904 |
| Opheffing | 3 juni 1926 |
| Actief in |  Nederland
|
| Richting | Centrumrechts |
| Stroming | Christendemocratie |
| Overig | |
| Opvolgende partij(en) | Roomsch-Katholieke Staatspartij |
Portaal  Politiek
| |
De Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen (ABRK) was een Nederlandse politieke partij die bestond tussen 1904 en 1926. De ABRK vertegenwoordigde de katholieken in Nederland tijdens de verzuiling. Soms wordt de partij ook aangeduid als de Algemeene Bond (AB).
De ABRK had eerst vooral aanhang in Noord-Brabant en Limburg, waar de meeste katholieken woonden. De partij werkte veel samen met de christelijke partijen (ARP en CHU). Na het opheffen van het districtenstelsel in 1918 werd de ABRK zelfs de grootste partij van Nederland. Premier Charles Ruijs de Beerenbrouck was ook lid van de ABRK. In 1926 werd de ABRK omgevormd in de Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP).
Geschiedenis
Ontstaan
Aan het einde van de 19e eeuw ontstond de verzuiling. Dit betekende dat de Nederlandse samenleving in vier groepen (protestanten, katholieken, liberalen en socialisten) verdeeld werd. Voornamelijk in de provincies Noord-Brabant en Limburg woonden veel katholieken, maar ook in de grote steden en Zeeuws-Vlaanderen was dit het geval. In deze streken waren er katholieke kiesverenigingen, maar er was geen landelijke partij. In 1897 ontstonden verschillende bonden voor alle provincies. Hierdoor steeg het aantal katholieke Tweede Kamerleden.
Uiteindelijk werd in 1904 een landelijke vereniging opgericht voor alle kiesverenigingen. De Algemeene Bond was niet echt één partij. Eigenlijk was het meer een verbond tussen verschillende katholieke kiesverenigingen. Deze kiesverenigingen hadden min of meer dezelfde standpunten. Zo wilden ze het verbod op processies opheffen en moest een Nederlands gezantschap bij de paus zijn.
Ontwikkelingen
De katholieken waren technisch gezien de grootste partij, aangezien de protestanten en liberalen over meerdere partijen verdeeld waren. De Algemeene Bond namen deel in de regering van Abraham Kuyper en later Theo Heemskerk. In 1918 werd het districtenstelsel afgeschaft. De Algemeene Bond werd daardoor meer één partij.
In 1918 mocht de Algemeene Bond ook een premier leveren. Dit was Charles Ruijs de Beerenbrouck, de eerste katholieke premier van Nederland.
In 1919 werd Tweede Kamerlid Henricus Antonius Godefridus van Groenendael uit de partij gezet, aangezien hij Limburg wilde afscheiden. In 1922 werd de Nieuwe Katholieke Partij opgericht in reactie op de Algemeene Bond, aangezien deze "te links" was.
Einde
In 1925 besloot de Algemeene Bond zich te reorganiseren. Hierdoor werd het één echte partij en ontstond de Roomsch-Katholieke Staatspartij.