Goliath
Goliath was een enorme Filistijnse reus. De Filistijnen en de Israelieten voerden in Bijbelse tijden oorlog tegen elkaar. Dan weer wonnen de Filistijnen, dan de Israelieten. God steunde de Israelieten omdat zij in Hem geloofden, maar niet de Filistijnen omdat zij geloofden in Heidense goden, zoals een Gouden Kalf en Visgoden.
Veldslag
Bij de Vallei van Elah kwamen de legers van de Filistijnen en de Israelieten bij elkaar voor een grote veldslag. Ze wisten allemaal dat als die zou doorgaan, heel veel mensen dood zouden gaan. Dus verzonnen de Filistijnen een oplossing: hun sterkste man, Goliath, zou tegen de sterkste man van de Israelieten gaan vechten. De winnaar won de slag, de verliezer ging naar huis. Koning Saul van Israelieten zocht naar een goede krijger, en dat deden de Filistijnen ook. Saul schrok zich een hoedje toen hij zag wat een reus Goliath was!
David
Koning Saul was erg verbaasd toen hij David, een kleine herdersjongen, eraan zag komen lopen, en vragen of hij tegen de reus mocht vechten. Hij zei dat God hem had gezegd tegen Goliath te vechten, en dat God hem zou laten winnen. Natuurlijk had Saul niet veel vertrouwen in de kleine herdersjongen; hoe kon die nou zo'n grote reus verslaan? Maar als God het had gezegd zou het wel zo zijn.
Het gevecht
De volgende dag vond het gevecht plaats. Goliath kwam tevoorscbijn in zijn glimmende wapenrusting (harnas) en met een enorme bronzen speer, helm en schild. David kwam in zijn herderskleding, met een slinger (een touw waar je stenen mee kon gooien om de schapen bij elkaar te houden). De Filistijnen lachten hem uit, en Goliath maakte grapjes en vervelende opmerkingen en lachte de jongen uit. Maar het gevecht duurde niet lang! Tot ieders verbazing raakte David's steen meteen het hoofd van Goliath, recht tussen de ogen. Goliath viel op de grond en David hakte met Goliath's zwaard zijn hoofd eraf. Het was God's hand die David Goliath liet raken!
Afloop
De Filistijnen hadden nooit verwacht dat hun drie meter lange reus had kunnen verliezen. Ze renden angstig naar hun huizen terug.