Fossiel

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Een fossiel is restant van een dier of plant in de bodem. Het kan een afdruk zijn van een plant of een dier. Soms is het versteend, maar dat hoeft niet.

Hoe ontstaat een fossiel?

De meeste fossielen zijn gemaakt van dode dieren en planten. Een dood dier kan alleen een fossiel worden als:

  • het niet verrot of door een ander dier wordt opgegeten.
  • de resten snel bedekt worden onder zand, modder of klei.

Die laag voorkomt dat het dode dier wordt opgegeten. Ook kan er door de klei of het zand geen zuurstof meer bij het dode dier komen. Zuurstof zorgt er voor dat planten en dieren snel wegrotten of verteren.

Een fossiel ontstaat op verschillende manieren. De resten of afdrukken kunnen als een soort stempel zijn achtergebleven in een steen. Ook kan een fossiel ontstaan doordat het overblijfsel daadwerkelijk versteent. Het fossiel neemt dan dezelfde vorm aan als het voorwerp dat het ooit was. Meestal worden alleen de harde delen van een organisme een fossiel, zoals een skelet. Fossielen van zachte delen, zoals organen, zijn veel zeldzamer.

Het is belangrijk dat de resten van het organisme snel bedolven worden, omdat ze dan beschermd worden tegen verrotting en aaseters. Dit gebeurd meestal in waterafzettingen van rivieren of oceanen. Slib, zand of klei denkt het overblijfsel van het organisme door de stroming snel af. Fossielen van landorganisme zijn veel zeldzamer, doordat dit vaak zachte en rottende objecten zijn. Hier zie je een voorbeeld hier van. Een dier kan een fossiel worden als het niet verrot of door een ander dier wordt opgegeten. Ook moeten de overblijfselen van het dier snel bedekt worden onder zand, modder of klei. Er kan dan geen zuurstof meer bij het dode dier komen. Zuurstof zorgt er voor dat planten en dieren snel wegrotten of verteren. Ideale omstandigheden zijn hierdoor de bodem van de zee, lava, een aardverschuiving of extreme kou.

Gidsfossielen

Als je ergens een fossiele schelp vindt, kan dat erop wijzen dat er daar ooit een zee was. Hoe groot die zee was kun je ook te weten komen. Dan moet je kijken of je nog meer fossiele schelpen vind. Op die manier “vertellen” fossielen ons hoe de aarde er vroeger uitzag. Zulke fossielen noemen we gidsfossielen. Belangrijke gidsfossielen zijn Trilobieten.

Paleontologie

De studie naar fossielen heet paleontologie. Mensen die deze wetenschap bestuderen, onderzoeken dingen van vroeger, waar fossielen dus ook onder vallen. Dankzij hen weten we veel over de dieren en planten uit de prehistorie. Een gangbare theorie is dat het vroegere leven zich voornamelijk in zee afspeelde en dat dieren later pas het land op gingen. De verwachting is dus dat er dieren hebben bestaan die op vissen lijken maar die ook op het land konden leven.

Opgravingen

Paleontologen (mensen die dingen onderzoeken van vroeger) en paleobotanisten zoeken en graven fossielen op. Dankzij hen weten we veel over het dieren en plantenrijk uit de prehistorie. We weten bijvoorbeeld door fossiele mest wat de dieren aten. Jammer genoeg kunnen we aan de hand van fossielen niet zien wat voor geluid de dieren maakten en welke kleur de planten en dieren uit de prehistorie hadden.

Gereedschap

Het gereedschap dat je nodig hebt voor fossielen, verschilt van plek tot plek. Sommige fossielen zitten in los materiaal . Het enige wat je dan nodig hebt zijn goede ogen. In andere gevallen heb je gereedschap nodig om fossielen te vinden. Om fossielen te zoeken in gesteenten heb je een hamer en een beitel nodig. Speciale geologenhamers bestaan er in 2 soorten. Je hebt ze met een punt of met een platte achterkant. Voor hele harde gesteenten is het verstandig om een vuisthamer of moker mee te nemen. Sommige mensen gebruiken zelfs breekijzers of pikhouwelen. Als je een fossiel hebt uitgehakt, dan moet je het fossiel goed verpakken voor het vervoer. Voor kleine fossielen zijn gripzakjes goed. Grotere fossielen kun je het best inpakken in kranten. Voor zachte lagen heb je niets aan een hamer of een beitel. Hier kun je beter een zeef een graafwerktuigen voor gebruiken. Dit geld onder andere voor haaientanden. Om zand uit te graven is een schep en een zeef handig om mee te nemen. Ook is het handig om een krabber of een harkje mee te nemen om grindlagen los te maken.

Hoe oud is een fossiel?

Fossielen zijn meestal heel oud. De jongste fossielen (zoals bijv. uit de ijstijd) zijn al gauw 10.000 jaar oud. De oudste fossielen zijn al gauw 3,5 miljard jaar oud. Toen bestond de mens nog niet (eens). In die tijd waren er alleen nog maar kleine diertjes zoals wormen. De eerste mensen leefden ongeveer 4 miljoen jaar geleden. In vergelijking met de oudste fossielen is dit dus nog niet zo lang.

Fossiele planten

Fossiele planten zijn overblijfselen van planten en bomen. Vaak zijn dit delen van de planten of bomen. Fossielen van planten worden meestal gevonden tijdens overstromingen. Stenen bomen ontstaan doordat het hout wordt omgezet in het mineraal: kwarts.

Fossielen in Nederland

Je kan ook fossielen in Nederland vinden. Je kan bijv. haaientanden vinden aan het strand. Hier heb ik een paar plaatsen:


Maar je hebt nog veel meer plaatsen.

Soorten fossielen

Je hebt heel veel soorten fossielen. Ik vertel wat over de meest voorkomende fossielen.


Ammoniet

een Ammoniet

Een ammoniet is een schelp van een uitgestorven inktvisachtige. De naam komt van de Egyptische god Ammon. De grootte van de ammonieten verschilt van minder dan een centimeter tot meer dan 2,5 meter doorsnede. De nautilus is hun nakomeling. Ammonieten kan je veel vinden in Frankrijk.


Barnsteen

Een barnsteen, wordt ook wel eens amber genoemd, is fossiele hars van naaldbomen. Het woord barnsteen komt van brand, omdat het kan branden. Soms zijn er in de hars insecten of planten delen gevangen, die daardoor heel goed bewaard zijn gebleven. Een barnsteen is heel licht. Als je het zachtjes tegen je tanden tikt, klinkt het alsof het plastic is. Barnsteen is meestal gelig van kleur.

Belemniet

Een belemniet is het skelet van de pijlinktvis. Het skelet is puntig en pijlvormig. Ze kwamen het meeste voor in het Krijt tijdperk.

Haaientanden

Fossiele haaientanden zijn vaak zwart of grijs. Een haai heeft een kaak die in de loop van de tijd draait, en steeds weer nieuwe tanden maakt.

Trilobieten

Trilobieten zijn eigenlijk reuze pissebedden. Het zijn de oudste bekende dieren met ogen. De trilobieten stierven weer uit ver voor de dinosauriërs. Een trilobiet heeft in de lengte drie delen; het kopschild, het lijf en de staartschild.

Versteend hout

Versteend hout is een versteende boom. Als er een boom omvalt, dan gaan de mineralen aan de slag. In elke steen zitten mineralen. Deze bepalen kleur, grote en soort. Deze mineralen komen in de boom en nemen de boom over. Dan voegen de mineralen zich samen. De boom bestaat dan dus uit mineralen en is dan steen. Vaak wordt het zo mooi versteend dat zelfs de jaarringen zichtbaar zijn!


Tijdmachine

De aarde bestaat al miljoenen jaren. De tijd waarin er mensen op aarde leven is maar een heel klein gedeelte van het totale bestaan van de aarde. Nederland kreeg de vorm waarin hij nu is pas een paar duizend jaar geleden. Dat betekent dat er in die miljoenen jaren enorm veel is veranderd. Door letterlijk in de aarde te kijken, kun je terug in de tijd kijken. Een voorbeeld daarvan is terug te vinden in gebieden waar duizenden of zelfs miljoenen jaren geleden water te vinden was. Een vis ging dood, zonk naar de bodem en er kwam zand overheen. Doordat er geen lucht meer bijkwam, ging de vis niet verloren. In de duizenden, soms miljoenen jaren daarna gebeurde dat over en over. Door verschuivingen van aardplaten verdween het water en kwam de bodem steeds meer naar boven. Daarom kun je op sommige bergen fossielen visjes vinden.


Digne-les-bains


Het gebergte rond de Franse stad Digne-les-Bains was miljoenen jaren geleden nog een oceaanbodem. Als je daar nu door de bergen rijd kun je in het gesteente aan de kant van de weg oeroude schelpjes en fossielen van waterdieren vinden. Het beroemdste voorbeeld daarvan is Dalle aux Ammonites, een grote rotswand met daarin duizenden ammonieten. in iedere steenlaag kun je weer andere fossielen tegenkomen. Soms zijn dat stukjes plant, insecten of diertjes. Als je dus heel diep zou graven, zou je het fossiel van een oervis tegen kunnen. In de aardlagen daarbovenop zou je weer andere fossielen van vissen tegen kunnen komen. Zo kunnen wetenschappers onderzoeken hoe bepaalde soorten zich in miljoenen jaren hebben ontwikkeld of wanneer ze zijn uitgestorven. Wetenschappers kunnen aan de hand van de verschillende fossielen in de verschillende aardlagen dus een goed beeld krijgen van hoe de aarde er vroeger uitzag. Eigenlijk is het graven in de grond een dus kijken in een tijdmachine.

Fossiele brandstoffen

Olie en steenkool worden fossiele brandstoffen genoemd omdat ze zijn ontstaan uit oude microscopische kleine diertjes en plantjes. Als we ze verbranden komt de energie vrij. Aardolie is een fossiele brandstof waarvan veel producten worden gemaakt, zoals benzine en dieselolie. Fabrieken en vervoermiddelen werken op steenkool, gas en olie. Steenkool is ontstaan uit fossielenplanten, gas en olie uit fossiele zeewezens. De mensen gebruiken heel veel fossiele brandstoffen. Niet alleen als energiebron, maar ook om bijvoorbeeld plastic te maken.

Weetjes over fossielen

Fout in widget youtubesmall: unable to write file /usr/share/mediawiki/extensions/Widgets/compiled_templates/wrt674e8d2ae37ee0_44783979


  • Er in Mexico zelfs een helemaal versteend bos gevonden is.
  • Fossiel is in het Latijn :’ Fodere ’
  • De grootste ammoniet die ooit gevonden is heeft een doorsnee van 2,5 meter.
  • De haai krijgt tijdens zijn leven wel 10.000 tanden, daardoor zijn fossiele haaientanden goed te vinden.
  • Laatst is er een t-rex gevonden in de Verenigde staten.

Videolinken

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Fossiel&oldid=471846"