Geschiedenis van de computer
Werk in uitvoering! Aan dit artikel wordt de komende uren of dagen nog gewerkt. Belangrijk: Laat dit sjabloon niet langer staan dan nodig is, anders ontmoedig je anderen om het artikel te verbeteren. De maximale houdbaarheid van dit sjabloon is twee weken na de laatste bewerking aan het artikel. Kijk in de geschiedenis of je het artikel kunt bewerken zonder een bewerkingsconflict te veroorzaken. |
Dit artikel is nog niet af. |
De geschiedenis van de computer gaat eigenlijk terug naar de tijd dat de eerste mensen hun vingers gebruikte om dingen te tellen en te berekenen. Later kwam in de tijd van de oude Grieken kwam er het telraam. Een hulpmiddel om sommen te maken. Het zou tot de 19e eeuw duren voor er mechanische apparaten kwamen die hielpen bij het rekenen. Met toetsen en hefboompjes kon men bijvoorbeeld herhaald optellen, wat in feite vermenigvuldigen is. Je stelde het apparaat bijvoorbeeld in op 5 en elke keer dat je de toets indrukte, telde het apparaat er 5 bij op. Je moest zelf nog het aan keer meetellen.
Ook de rekenliniaal kun je als voorloper zien. Tot de jaren negentig in de twintigste eeuw werden deze nog in het voortgezet onderwijs gebruikt. Toen kwamen de eerste rekenmachines.
Voor de Tweede Wereldoorlog ontstonden de eerste transistoren. De thermionische triode, een vacuümbuis uitgevonden in 1907, maakte versterkte radiotechnologie en langeafstandstelefonie mogelijk. Deze waren zeer kwetsbaar. Deze glazen 'lampen' werden opgevolgd door de geïntegreerde schakelingchip. Dit leidde tot een reeks doorbraken, te beginnen met transistorcomputers en vervolgens computers met geïntegreerde schakelingen, waardoor digitale computers analoge computers grotendeels vervingen. De ontdekking dat metaal en geoxideerd silicium (metaal-oxide-halfgeleider veldeffecttransistor) werkte als een soort schakelaar waarmee je de elektrische stroom als een soort kraan kan regelen. Dit was het begin van de ontwikkeling van de chip.
Vroege apparaten
Apparaten worden al duizenden jaren gebruikt om berekeningen te ondersteunen, meestal met behulp van de vingers . Het vroegste telapparaat was waarschijnlijk een vorm van tel stok. Het Lebombo-bot uit de bergen tussen Eswatini en Zuid-Afrika is misschien wel het oudst bekende wiskundige voorwerp. Het komt uit 35.000 v.Chr. en bestaat uit 29 verschillende inkepingen (sneetjes) die opzettelijk in de kuitbeen (bot) van een baviaan zijn gesneden. Latere hulpmiddelen voor het bijhouden van gegevens in de Vruchtbare Halve Maan inclusief calculi (bollen van klei, kegels, enz.) die tellingen van spullen vertegenwoordigden, waarschijnlijk vee of bakken met granen. Het telraam werd al vroeg gebruikt voor rekentaken. Wat we nu het Romeinse telraam noemen, werd al in Babylonië gebruikt. 2700–2300 v.Chr. Sindsdien zijn er vele andere vormen van rekenborden of -tafels uitgevonden. In een middeleeuws Europees telhuis werd een geblokt kleed op een tafel gelegd en werden er volgens bepaalde regels markeringen op bewogen, als hulpmiddel bij het berekenen van geldsommen. Deze methode kun je zelf ook proberen met een schaakbord waarbij je in elk vakje bijvoorbeeld telkens 5 rijstkorrels legt. Zo krijg je bij het eerste vakje 1 x 5, tweede vakje 2 x 5 enzovoorts. Dat klinkt nu misschien simpel, maar was toen een hele stap vooruit. Ook hier is het een vorm van herhaald optellen, de basis van logaritmen.
In de oudheid en de middeleeuwen werden verschillende analoge (niet digitale) 'computers' gebouwd om astronomische berekeningen uit te voeren. Een voorbeeld hiervan is het astrolabium en het Antikythera-mechanisme uit de Hellenistische wereld (ca. 150–100 v.Chr.). Een soort verkleinde weergave van het heelal op een kopenren plaatje, waarmee je de bewegingen van de sterren kon volgen. In Romeins Egypte maakte Hero van Alexandria (ca. 10-70 n.Chr.) mechanische apparaten, waaronder klokachtige automaten en een programmeerbare wagen. Ook de laat Middeleeuwse klokken zijn analoge apparaten die hielpen bij het begrijpen van het heelal en het aflezen van de tijd. Het latere planetarium van Eise Eisinga in Franeker is daar een mooi voorbeeld van.
Rond 1630 ontstonden de eerste rekenlinialen. Een gewone liniaal is een plankje met streepjes met tussenruimtes van telkens 1 mm. Als je goed kijkt herken je er de tafel van 10 in (elke cm is immers 10 mm). Door op een slimme manier een andere indeling erop te maken en er een gelijke indeling naast te leggen en deze te verschuiven kreeg je het antwoord. Op de afbeelding zie je een voorbeeld waarbij je telkens verdubbeld (1, 1+1=2, 2+2=4, 4+4=8, 8+8=16, 16+16=32 enzovoorts.) Leg je een gelijke indeling eronder waarbij je de onderste 1 bij de bovenste 8 schuift, dan kun je het antwoord (8 x 4 =) 38 aflezen.