Middeleeuwse stad: verschil tussen versies
Regel 26: | Regel 26: | ||
===== Bescherming ===== |
===== Bescherming ===== |
||
+ | Naast een plek vinden voor de markt, huizen en het platteland, was het ook belangrijk dat de stad goed beschermd werd! De stad kon altijd aangevallen worden door rovers of legers van een vijand. Daarom moest je altijd klaar zijn voor de strijd en de stad beschermen. In de middeleeuwen beschermden ze de stad op meerdere manieren: |
||
== Gilde == |
== Gilde == |
Versie van 1 nov 2018 14:02
Van dorp tot stad
Steden ontstonden op verschillende manieren, bijvoorbeeld dat ze bij het water of bij belangrijke wegen lagen. Ook bij belangrijke kerken bij handelsplaatsen en bij een kasteel werden steden gebouwd. De mensen van een stad betaalde zelf de stenen waar de muren van werden gebouwd. Daar van komt ook het spreekwoord een steentje bijdragen. Als een stad stadsrechten kreeg werd de stad zelfstandig. De stad was dan niet afhankelijk van het platteland eromheen. De muur om een stad is daarvan zichtbare bewijs. De inwoners van een stad werden burgers of poorters genoemd. De rust in een dorp werd bewaard door de schout en zijn rakkers. Burgemeesters en schepenen bestuurde de stad.
Indeling van de stad
Hoe de middeleeuwse stad eruit zag, was natuurlijk afhankelijk van bestuurders van de stad. De één wilde zijn stad net anders inrichten dan de ander. Toch waren er een aantal dingen die je in elke stad terug zag komen.
Water
Bijna elke middeleeuwse stad werd gebouwd bij een rivier of kanaal. De stad was dan ook vaak ‘omsingeld’ met water. Die rivieren en kanalen waren belangrijk voor de handel. In die tijd werd namelijk vooral gehandeld via het water. Met schepen werden spullen van de ene naar de andere stad gebracht, zodat ze daar verkocht konden worden. Spullen van de ene naar de andere stad brengen kon natuurlijk over landwegen. Dit was alleen een stuk duurder en langzamer dan via het water.
Het water was ook belangrijk voor de bescherming van de stad. Via water kan je namelijk minder makkelijk een stad binnenvallen dan via het land. Voor sommige steden was water juist gevaarlijk, zoals voor Rotterdam en Amsterdam. Om die steden werd een dam gebouwd. Deze dammen zorgde ervoor dat het water niet de stad in kon stromen.
Huizen
Huizen hadden in de middeleeuwen 2 functies. Als eerste het meest logische: ze woonden in de huizen. Naast wonen, werkten ze ook thuis. Er werd aan zogenaamde nijverheid gedaan. Nijverheid was het maken van een bepaald product van grondstoffen. Er waren heel veel verschillende soorten nijverheid, zoals: lakennijverheid (zij maakten bijvoorbeeld kleding), bouwnijverheid (zij bouwden bijvoorbeeld huizen), steenbakkerijen (zij maakten stenen voor bijvoorbeeld huizen en kerken), molenaars (zij verwerkten graan), smid (hij maakte allemaal dingen van ijzer en staal). Huizen hadden niet een bepaalde vaste plek in de stad. Op oude plattegronden zie je dan ook huizen overal en nergens staan.
Platteland
Het platteland bevond zich altijd buiten de stad, omdat het veel ruimte innam. Boeren verbouwden op hun land allerlei producten. De producten die zij zelf nodig hadden (om bijvoorbeeld te eten), hielden zij zelf. De producten die overbleven, verkochten zij bijvoorbeeld op de markt. Ze konden het ook aan mensen die in de nijverheid werkten verkopen. Zij konden de grondstof(fen) dan gebruiken om een nieuw product te maken. Die nieuwe producten konden zij dan weer verkopen aan handelaren, die naar een ander land of andere stad voeren om het daar te verkopen. Ze konden het gemaakte product ook zelf op de markt verkopen.
Bescherming
Naast een plek vinden voor de markt, huizen en het platteland, was het ook belangrijk dat de stad goed beschermd werd! De stad kon altijd aangevallen worden door rovers of legers van een vijand. Daarom moest je altijd klaar zijn voor de strijd en de stad beschermen. In de middeleeuwen beschermden ze de stad op meerdere manieren:
Gilde
Een gilde was een vereniging van mensen die het zelfde beroep uitoefenden. Vroeger als je in de stad een beroep wilde hebben, moest je lid zijn van gilde. Je werd eerst leerling bij een gildemeester voordat je zelf een beroep mocht uitoefenen. Na een tijdje werd je gezel. Als je je meesterstuk had gemaakt, kon je zelf meester worden. De leden van een gilde moesten zich aan veel regels houden. De regels van een gilde gingen over de plek waar je mocht wonen of werken. Maar ook over het gereedschap dat je mocht gebruiken en de tijden dat je winkel open mocht. Al het werk moest in de etalage gebeuren. Vrouwen mochten eerst geen beroep uitoefenen. Maar later mocht dat wel. Zij hielpen vaak hun mannen met het werk. Waneer de man dood ging, nam de vrouw vaak de zaak over. Ongetrouwde vrouwen waren diensters of winkeliers. Er was bijna geen beroep waar vrouwen niet in werkten. Maar ze verdiende veel minder dan mannen.
Schouten en schepenen
Schouten en schepenen bestuurde de stad. Zij verzonnen ook de staf die misdadigers kregen. Gevangenisstraffen deelde schouten en schepenen niet vaak uit, want dan moesten ze die verzorgen en dat koste geld. Lijfstraffen of zelfs de doodstraf deelden ze vaker uit. Een voorbeeldjes zijn:
- Er werd een touw aan het been gedaan met iets zwaars eraan en in de sloot gegooid.
- Hun armen en benen werden vast gebonden aan paarden en werden uit elkaar getrokken.
- Ze werden op de brandstapel gegooid.
Ook werden er boetes gegeven of mochten de misdadigers niet meer in de stad komen.
Marktdag
Iedere stad had verschillende markten. Je kunt dat in oude steden nog zien aan de straatnamen. Je vind namen zoals:
- eiermarkt.
- botermarkt.
- vleesmarkt.
- vismarkt.
- beestenmarkt.
De belangrijkste markt lag midden in de stad: de grote markt. Rond de grote markt werden gildenhuizen en de waag gebouwd. In de waag werd de handelswaren gewogen. In een belangrijke stad als Brugge stond aan de grote markt een lakehal met een toren: Het bijlfort. Een bijzondere markt was de jaarmark. Uit andere plaatsen kwamen kooplieden, artiesten, maar ook bedelaars en zakkenrollers op de markt af. De schout en zijn rakkers beschermde de mensen tegen dieven. Keurmeesters gingen rond om de kwaliteit van de dingen die je kon kopen te tjekken. Kooplieden reisde in groepen naar de jaarmarkt. Dat was veiliger. Omdat ze hun geld in kisten droegen, loerden er altijd struikrovers op hen.
Weetjes
- De huizen in de middeleeuwse steden waren van hout en rieten daken daardoor brak er snel brand uit.
- Doordat de huizen in de stad dicht op elkaar stonden verspreide besmettelijke ziekten snel.