Kofschip (schip): verschil tussen versies
(Aanzet Kofschip (schip)) |
(Kofschip (schip) afgerond) |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | {{Werk}} |
||
[[Bestand:Kofschip.jpg|miniatuur|Tekening van een kofschip]] |
[[Bestand:Kofschip.jpg|miniatuur|Tekening van een kofschip]] |
||
− | Een '''kofschip''' is een historisch type zeilschip dat in de 18e en 19e eeuw werd gebruikt voor de kustvaart voor de kust van [[België]], [[Nederland]] en [[Duitsland]]. Een typisch kofschip had anderhalve mast met een [[grootzeil]] voorzien van een [[gaffel]] en spanker en een of twee vierkante zeilen in het grootzeil. Een spanker is een kleiner "grootzeil" dat achter de achterste mast wordt gehesen en helpt bij het overstag ofwel door de wind gaan. Het wordt ook wel een duwzeil genoemd. De romp was |
+ | Een '''kofschip''' is een historisch type zeilschip dat in de 18e en 19e eeuw werd gebruikt voor de kustvaart voor de kust van [[België]], [[Nederland]] en [[Duitsland]]. Een typisch kofschip had anderhalve mast met een [[grootzeil]] voorzien van een [[gaffel]] en spanker en een of twee vierkante zeilen in het grootzeil. Een spanker is een kleiner "grootzeil" dat achter de achterste mast wordt gehesen en helpt bij het overstag ofwel door de wind gaan. Het wordt daarom ook wel een duwzeil genoemd. De romp was vol van vorm met een vlakke bodem en een sterk afgeronde, verhoogde [[boeg]] en [[achtersteven]], waardoor over het hele schip een zogeheten zeeg (gebogen lijn) ontstond. Kleinere kofschepen konden worden uitgerust met [[Zwaard (zeilboot)|zwaarden]]. Doordat de kofschepen weinig diepgang hadden, waren ze vooral geschikt voor de binnenvaart in ondiepe wateren. |
Het kofschip was was eind 17e eeuw in Nederland ontwikkeld. Kleiner dan de [[Fluit (zeilboot)|fluit]], de afgeronde boeg en achtersteven zorgden echter voor meer opbergruimte aan boord. Dit maakte het een populair type dat een toenemende dienstverlening gaf. |
Het kofschip was was eind 17e eeuw in Nederland ontwikkeld. Kleiner dan de [[Fluit (zeilboot)|fluit]], de afgeronde boeg en achtersteven zorgden echter voor meer opbergruimte aan boord. Dit maakte het een populair type dat een toenemende dienstverlening gaf. |
||
Kofschepen werden door scheepvaart kenners vaak tot de ''galiots'' gerekend omdat de verschillen heel klein zijn: de ''galiot'' werd als slanker en dus eleganter beschouwd. Op het kofschip zou tussen de twee masten een dekhuis kunnen worden geplaatst dat plaats zou bieden aan maximaal twaalf bemanningsleden. De typische afmetingen zijn beschreven als "24,40 m lang, 6,40 m en 3,35 m diep". Latere versies konden een [[schoener]]- of galeas-tuigage hebben. |
Kofschepen werden door scheepvaart kenners vaak tot de ''galiots'' gerekend omdat de verschillen heel klein zijn: de ''galiot'' werd als slanker en dus eleganter beschouwd. Op het kofschip zou tussen de twee masten een dekhuis kunnen worden geplaatst dat plaats zou bieden aan maximaal twaalf bemanningsleden. De typische afmetingen zijn beschreven als "24,40 m lang, 6,40 m en 3,35 m diep". Latere versies konden een [[schoener]]- of galeas-tuigage hebben. |
||
+ | |||
+ | Het model van de romp doet sterk denken aan de latere [[Tjalk|Tjalken & Skûtsjes]]. |
||
Het woord is bekend van het taalkundige ezelsbruggetje [['t Kofschip]]. |
Het woord is bekend van het taalkundige ezelsbruggetje [['t Kofschip]]. |
||
+ | [[Categorie:Scheepvaart]] |
Huidige versie van 12 dec 2022 om 17:38
Een kofschip is een historisch type zeilschip dat in de 18e en 19e eeuw werd gebruikt voor de kustvaart voor de kust van België, Nederland en Duitsland. Een typisch kofschip had anderhalve mast met een grootzeil voorzien van een gaffel en spanker en een of twee vierkante zeilen in het grootzeil. Een spanker is een kleiner "grootzeil" dat achter de achterste mast wordt gehesen en helpt bij het overstag ofwel door de wind gaan. Het wordt daarom ook wel een duwzeil genoemd. De romp was vol van vorm met een vlakke bodem en een sterk afgeronde, verhoogde boeg en achtersteven, waardoor over het hele schip een zogeheten zeeg (gebogen lijn) ontstond. Kleinere kofschepen konden worden uitgerust met zwaarden. Doordat de kofschepen weinig diepgang hadden, waren ze vooral geschikt voor de binnenvaart in ondiepe wateren.
Het kofschip was was eind 17e eeuw in Nederland ontwikkeld. Kleiner dan de fluit, de afgeronde boeg en achtersteven zorgden echter voor meer opbergruimte aan boord. Dit maakte het een populair type dat een toenemende dienstverlening gaf.
Kofschepen werden door scheepvaart kenners vaak tot de galiots gerekend omdat de verschillen heel klein zijn: de galiot werd als slanker en dus eleganter beschouwd. Op het kofschip zou tussen de twee masten een dekhuis kunnen worden geplaatst dat plaats zou bieden aan maximaal twaalf bemanningsleden. De typische afmetingen zijn beschreven als "24,40 m lang, 6,40 m en 3,35 m diep". Latere versies konden een schoener- of galeas-tuigage hebben.
Het model van de romp doet sterk denken aan de latere Tjalken & Skûtsjes.
Het woord is bekend van het taalkundige ezelsbruggetje 't Kofschip.