Faalangst: verschil tussen versies
(Toevoegingen bronnenlijst) |
|||
Regel 163: | Regel 163: | ||
* Gedragsproblemenindeklas.nl. (2019). ''Faalangst in de klas.'' Geraadpleegd op 2 oktober 2019 van, <nowiki>https://gedragsproblemenindeklas.nl/gedragsproblemen/faalangst/</nowiki> |
* Gedragsproblemenindeklas.nl. (2019). ''Faalangst in de klas.'' Geraadpleegd op 2 oktober 2019 van, <nowiki>https://gedragsproblemenindeklas.nl/gedragsproblemen/faalangst/</nowiki> |
||
* Langedijk, P. (2004). ''Faalangst.'' (7<sup>e</sup> geheel gewijzigde druk). Deventer: Ankh-Hermes. |
* Langedijk, P. (2004). ''Faalangst.'' (7<sup>e</sup> geheel gewijzigde druk). Deventer: Ankh-Hermes. |
||
+ | * Nieuwenbroek, A. (2004). ''Faalangst en ouders.'' (7e druk). ''Kampen: Kok'' |
||
* Prodia. (2014). ''Mogelijke interventies bij een leerling met faalangst.'' Geraadpleegd op 4 november 2019 van, <nowiki>http://www.prodiagnostiek.be/materiaal/GEDRAG%20EN%20EMOTIE_Bijlage%2021_Mogelijke%20interventies%20bij%20een%20leerling%20met%20faalangst.pdf</nowiki> |
* Prodia. (2014). ''Mogelijke interventies bij een leerling met faalangst.'' Geraadpleegd op 4 november 2019 van, <nowiki>http://www.prodiagnostiek.be/materiaal/GEDRAG%20EN%20EMOTIE_Bijlage%2021_Mogelijke%20interventies%20bij%20een%20leerling%20met%20faalangst.pdf</nowiki> |
||
* Van der Wolf, K. & Van Beukering, T. (2016). ''Gedragsproblemen in scholen: Het denken en handelen van leraren.'' (6<sup>e</sup> druk). Leuven: Acco. |
* Van der Wolf, K. & Van Beukering, T. (2016). ''Gedragsproblemen in scholen: Het denken en handelen van leraren.'' (6<sup>e</sup> druk). Leuven: Acco. |
Versie van 3 nov 2020 10:04
Dit artikel is (gedeeltelijk) geschreven door Pabo-studenten van de MarnixAcademie en blijft in ieder geval staan tot de beoordeling is gegeven. |
Faalangst is de angst dat iets compleet gaat mislukken of dat je iets niet kan. Vaak ben je ook bang dat je niet uit je woorden gaat komen, dat je gaat stotteren, dat je straf krijgt of dat andere kinderen je gaan uitlachen. Je bent dus ook bang voor wat er daarna komt. De meeste kinderen hebben er last van als ze voor een groep anderen moeten presenteren, bijvoorbeeld als ze bekeken worden en een cijfer krijgen.
Het is natuurlijk heel normaal om soms bang of zenuwachtig te zijn. Maar als je faalangst hebt, ben je vaak extra zenuwachtig. Sommigen worden er zelfs echt ziek van. Ze krijgen dan buikpijn of hoofdpijn bijvoorbeeld. Of ken je het gevoel dat je bang bent om iets te zeggen of dat je dichtklapt tijdens een presentatie. Dat is faalangst. Faalangst blijft verergeren als je er niks aan doet. Als dit het geval is kunnen de gevolgen heel erg zijn als je volwassen bent. Het wordt dan ook steeds moeilijker er vanaf te komen.
Een aantal kinderen hebben alleen last van faalangst als ze moeten presenteren of een toets moeten maken. Ze zijn dan bang dat ze de toets heel slecht gaan maken of weten in eens niks meer als ze een vraag moeilijk vinden. Anderen hebben er al last van als ze iets tegen de juf of meester moeten zeggen. Vaak probeert iemand met faalangst te verbergen dat hij bang is maar daardoor wordt hij weer bang om zichzelf te verraden. Hierdoor gaan ze vaak nog erger stotteren of trillen dan ze eerst al deden.
Hoe kan ik faalangst herkennen?
Hoe je kan zien of iemand faalangst heeft is bij iedereen weer anders. Soms durft iemand helemaal geen vragen te stellen en soms stelt iemand juist super veel vragen omdat hij bang is dat hij de opdracht niet goed maakt. Hij wil dan weten: 'Heb ik het goed gedaan?'. Iemand met faalangst is vaak onzeker. Hij is bang dat de ander hem afwijst als hij wil afspreken. Of hij is bang dat de ander het eten wat hij heeft gekookt vies vindt. Ook zeggen ze vaak negatieve dingen over zichzelf, praten ze heel zacht en zitten ze voor over gebogen als ze een vraag stellen. Een aantal andere dingen waaraan je kan zien dat iemand misschien faalangst heeft zijn:
- Geen oogcontact maken.
- Onrustig voor en tijdens de toets.
- Werk uitstellen of juist te snel maken.
- Twijfelen over alles.
- Overdreven grappig doen of snel boos worden.
- Brutaal zijn tegen klasgenootjes en de juf/meester.
- Altijd hulp willen
- Vaak verdrietig
- Overdreven behulpzaam zijn.
Sommige kinderen worden ook echt ziek van de faalangst. Ze kunnen dan last hebben van:
- Trillen
- Zweten
- Black-out
- Hartkloppingen
- Buikpijn/diaree
- Vaak plassen
- Snel ademen (hyperventileren)
- Geen honger / geen zin om te eten
- Slecht slapen
- Hoofdpijn
- Misselijk
Soorten faalangst
Faalangst is te verdelen in drie verschillende soorten:
Cognitieve faalangst
Cognitieve faalangst is angst om te falen op school, bijvoorbeeld om een onvoldoende te halen bij toetsen of bij het maken van een moeilijke les.
Sociale faalangst
Sociale faalangst is angst wanneer je omgaat met anderen, zoals angst om niet gekozen te worden bij de gym of om uitgelachen te worden tijdens een spreekbeurt of je denkt dat anderen je stom vinden.
Motorische faalangst
Motorische faalangst is angst voor lichamelijke of competitieve taken, zoals bij een wedstrijd of bij het maken van een tekening.
In elke klas zitten kinderen met een vorm van faalangst. Faalangst komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens. Bij kinderen tussen de 10-11 jaar heeft 8% van de leerlingen last van een vorm van faalangst. Bij kinderen tussen de 12-14 jaar heeft 13% van de leerlingen last van faalangst. Het komt dus vaker voor bij oudere kinderen.
De cognitieve faalangst, angst om te falen op school, wordt verdeeld in twee groepen. Actieve faalangst en passieve faalangst.
Actieve faalangst
Deze kinderen werken heel erg hard en willen graag hoge cijfers halen. Maar deze kinderen vinden hun cijfer nooit hoog genoeg. Ze leren zoveel mogelijk uit het hoofd en werken dus veel met hun geheugen. Als deze kinderen te veel nieuwe dingen moeten leren lopen ze vast. Ze kunnen het dan niet allemaal meer onthouden.
Passieve faalangst
Deze kinderen denken met het werk wat ze doen, geen goed cijfer kunnen halen en telkens een teleurstelling volgt. Daarom doen deze kinderen soms niks meer. Ze gaan dagdromen, uit het raam kijken of gaan gek gedrag vertonen.
Gedragspatronen
Faalangst kan de oorzaak zijn van ander gedrag. Hier volgen een paar voorbeelden van ander gedrag:
- clownesk gedrag: Deze kinderen maken vaak veel grappen. Ze maken deze grappen om hun faalangst te verbergen.
- agressief, brutaal gedrag: Sommige kinderen nemen een agressieve, brutale houding aan, hierdoor verbergen zij hun angst.
- afhankelijk gedrag: Deze kinderen willen steeds geholpen worden, ook als het niet nodig is.
- stil terug getrokken gedrag: Deze kinderen zijn heel stil (gesloten) en kunnen moeilijk hun gevoelens vertellen.
- apathisch en droevig gedrag: Sommige kinderen zijn erg droevig (verdrietig) en hebben een laag zelfbeeld.
- overdreven hulpvaardig gedrag: Deze kinderen willen door iedereen aardig gevonden worden. Als je andere kinderen helpt, hoef je zelf niet aan het werk.
Oorzaken van faalangst
Faalangst heb je natuurlijk niet zomaar, er is waarschijnlijk toen je kleiner was iets gebeurd waardoor je nu faalangst hebt. Er zijn verschillende dingen die de oorzaak kunnen zijn. De twee die het vaakst voorkomen benoemen we hier.
Druk
Ook op de basisschool wordt er al veel van je verwacht. Je ouders willen dat je goede cijfers haalt en dat je een goed advies krijgt voor de middelbare school. Soms willen je ouders alleen iets te graag dat je het goed doet op school. Ze gaan veel van je verwachten en misschien krijg je thuis zelfs wel straf als je een laag cijfer haalt. De druk om goede cijfers te halen op school wordt dan erg hoog. Ook wordt je bang voor wat er gebeurt als je een laag cijfer haalt. Vervolgens wordt je bang om een laag cijfer te halen, waardoor je je op toetsen minder goed kan concentreren. Als resultaat maak je de toets minder goed. Op deze manier heeft druk van je ouders om goede cijfers te halen een negatieve invloed op het creëren van faalangst. Over het algemeen worden de eisen steeds hoger en de kritiek als je niet aan de eisen voldoet steeds harder.
Slecht praten over jezelf
Een andere belangrijke oorzaak van faalangst is het op een negatieve manier praten over jezelf. Je vindt jezelf minder handig, minder slim, je vindt dat je er minder leuk uit ziet dan werkelijk. Dit kan zelfs zo ver gaan dat je jezelf 'dom' of 'lelijk' vindt. Door deze negativiteit ervaar je angst, dit zorgt ervoor dat je hersenen minder goed werken en je de toets of presentatie minder goed doet. Hierdoor worden de negatieve gedachten bevestigd. "Zie je wel dat ik het niet kan, ik haal toch een slecht cijfer."
Iemand met faalangst kijkt gelijk naar wat hij niet kan. Door de negatieve gedachten hoort hij ook alle dingen die gezegd worden als negatief. Ze zijn er van overtuigd dat bijvoorbeeld de toets of presentatie gaat mislukken en zeggen dingen als: "Ik zal het wel niet halen." of "Ik zal wel weer straf krijgen als ik een onvoldoende haal."
In de buik bij je moeder
Het ontstaan van angsten kan al gebeuren terwijl je nog niet geboren bent en dus nog in de buik van je moeder zit. Vanaf de vierde maand dat je in de buik zit kan je al geluiden horen vanuit de omgeving en kan je schrikken van harde geluiden en ruzies. Het ongeboren kind is super gevoelig. Het vangt gedachten en gevoelens op van de moeder en reageert daarom met lichamelijke en/of geestelijke spanningen.
Stress bij de moeder maakt dat haar lichaam stresshormonen produceert, die via de placenta en de navelstreng naar het kind gaan en negatieve invloed hebben op de vorming van het lichaam en de hersenen. Een ongeboren kind kan het gevoel van minderwaardigheid ontwikkelen.
Gevolgen van faalangst
Het hebben van faalangst heeft ook gevolgen voor je gezondheid, de omgang met andere kinderen en volwassenen en voor hoe het op school gaat.
Faalangst en je lijf
Kinderen met faalangst zijn vaker ziek. Ze hebben veel last van buikpijn, hoofdpijn en door de stress een hoge bloeddruk. Vaak zit er spanning in alle spieren waardoor ze erg moe zijn. Door de spanning in hun hoofd slapen ze ook nog eens slecht en kunnen ze zich niet concentreren op school. Daar boven op ademen ze vaak erg onrustig waardoor er minder zuurstof binnenkomt. Om deze redenen zijn kinderen met faalangst vaak erg moe.
Faalangst en je vrienden
Als je faalangst hebt is het vaak moeilijk om contact te maken met klasgenootjes/leeftijdsgenootjes maar ook met de juf of meester. Omdat je aardig gevonden wilt worden ga je je uitsloven en 'nee' zeggen is moeilijk. Geen nee durven zeggen betekend dat je makkelijk bent over te halen om dingen te doen die je eigenlijk helemaal niet wilt doen. Bijvoorbeeld als je extra klusjes of huiswerk gaat doen voor een klasgenootje omdat je wilt dat hij jou aardig vindt. Eigenlijk wil je deze klusjes helemaal niet doen, maar je durft geen nee te zeggen. Omdat je wil dat hij jou aardig vindt doe je het toch maar. Ook is het lastig om voor jezelf op te komen en om je zelf te zijn. Dankzij de negatieve gedachten zoals "Ik ben alleen goed genoeg als ik goed presteer" of "Ze vinden me alleen leuk als ik precies zo doe als zij willen". Doordat je niet jezelf kan zijn en geen nee kan zeggen, kan je soms erg veel stress ervaren waardoor alles wat minder lukt. Soms wil je dan niet meer afspreken met klasgenootjes omdat je bang bent dat ze er achter komen hoe je echt bent. Spelen en afspreken met klasgenootjes is daarom best moeilijk voor een kind met faalangst.
Faalangst op school
Op school zorgt faalangst vooral voor veel stress. Door alle negatieve gedachtes zit je hoofd zo vol dat het moeilijk is om je te concentreren tijdens toetsen en presentaties. Dit zorgt ervoor dat je cijfers minder worden, wat de negatieve gedachte "Ik kan het niet" alleen maar erger maakt. Bij sommige kinderen zorgt de faalangst er zelfs voor dat ze moeten blijven zitten. Je kunt door de faalangst misschien niet naar het niveau op de middelbare school waar je naar toe zou willen, omdat je minder goede cijfers hebt gehaald.
Het effect op het leren
Faalangst maakt leren moeilijk. Er is veel spanning en zeker als je moet presteren, bijvoorbeeld bij een toets op presentatie Is de druk om een hoog cijfer te halen nog erger. Daar komt ook nog bij dat kinderen met faalangst bang zijn dat hun juf of meester boos of verdrietig zal reageren als ze iets niet weten of dat de klas hen uitlacht als ze een verkeerd antwoord geven. Omdat ze niet weten hoe ze op die reacties moeten reageren klappen ze vooraf al dicht.
Ook onderschatten ze zich vaak bij meerdere vakken. Het gevoel van 'niet kunnen' begint vaak bij kennis over een vak zoals bijvoorbeeld rekenen. Uiteindelijk wordt dit gevoel erger en denkt een kind met faalangst dat hij zelf 'dom of stom' is. Als je faalangst hebt ga je er vanuit dat je hard moet werken en perfecte resultaten moet leveren om 'goed genoeg' te zijn. Hierdoor wordt het leren ook lastig want het is nooit goed genoeg voor iemand met faalangst.
Omgaan met faalangst
Wat kun jij zelf doen (het kind)?
Samen met je ouders, juf of meester kun je een kind support groep samenvoegen. Jij bepaalt zelf wie er in die groep zitten en wat zij kunnen doen om jou te helpen een bepaalde vaardigheid te leren, bijvoorbeeld voor jezelf op komen. Doordat jezelf controle hebt over wie er in de groep zitten kun je zorgen dat er alleen maar fijne mensen in zitten die jou goed kunnen helpen op een manier die jij fijn vindt.
Wat kan jouw juf of meester doen (de leerkracht)?
Ook jouw juf of meester kan een aantal dingen doen om jou te helpen met je faalangst om te gaan.
Omgeving
Ze moeten zorgen voor een kindvriendelijke omgeving. Dit betekend wel structuur en duidelijke regels maar minder super streng (autoritair). Hierdoor is het voor een kind met faalangst al iets minder eng om een vraag te stellen waardoor de kans dat ze iets niet snappen al kleiner is. Dit geeft het kind een fijn gevoel, een gevoel van 'ik kan het wel' in plaats van 'zie je wel ik kan het niet'. Deze positieve gevoelens zijn heel belangrijk bij het omgaan met faalangst. Ook zouden ze meer moeten letten op lichaam en gevoelens. Kinderen met faalangst zijn minder in contact met hun lijf en vaak minder goed in sport. Als de leerkracht dit op tijd ziet kan er eerder en beter hulp aangeboden worden zodat het kind bijvoorbeeld niet altijd als laatst wordt gekozen bij groepsspellen. In verschillende boeken en artikelen over faalangst staat ook dat het belangrijk is dat jouw juf of meester duidelijk maakt dat het prima is om fouten te maken en dat jij positieve reacties krijgt op dingen die goed gaan.
In de klas
De juf of meester kan een gesprekje met jou gaan voeren. Jullie kunnen het dan hebben over wat jij wel of niet fijn vindt, wat er spannend is en hoe dit opgelost kan worden. Een voorbeeld hiervan is een cirkel gesprek. In een cirkel schrijf je alles wat jij goed kan, dit mag jij benoemen. Daarna schrijf je erbij wat jij denkt dat papa, mama of je broertje zouden zeggen dat jij goed kan. Daarna wordt er nog een cirkel om de eerste cirkel getekend. hier in schrijf je alles wat je nog wilt leren. Zo bedenken jullie samen een plan hoe je dat wat je wilt leren kan leren.
Ook moet de juf of meester goed opletten hoe het gaat in de klas en of zij/hij jou nog kan helpen. Om dit goed te doen is het belangrijk dat jouw juf of meester overlegt met jou ouders en eventuele extra begeleiders op school. Als er goed wordt overlegt dan weet ook iedereen wat er geoefend wordt, zo kan er ook thuis en in de klas aan oefeningen tegen faalangst gewerkt worden.
Soms is het tijdens de les moeilijk te volgen als een opdracht heel groot is. Jouw juf of meester kan de opdracht voor jou in kleinere stapjes op delen. Of vooraf aan toetsen bespreken hoe de toets eruit gaat zien. Zo wordt het wat duidelijker wat je moet doen en als het duidelijk is weet je wat er gaat komen en raak je minder in paniek.
Het laatste wat vooral belangrijk is, is dat er in jouw klas over faalangst wordt gepraat. Dan weten je klasgenootjes ook wat er met jou is als je een keer blokkeert.
Teken je gesprek
Teken je gesprek is iets wat je samen met jouw juf of meester kan doen. Bij faalangst gaat het om jouw gedachten over een situatie gaat en het gevoel wat die gedachten oproepen. Door Teken je gesprek maak je samen met de juf of meester een plaatje bij wat jij denkt en voelt. Jij bepaalt wat er op papier komt.
Een korte uitleg:
Eerst heeft de juf of meester een situatie in het midden geschreven. Jij schrijft hier, met behulp van vragen die door de juf gesteld worden, de gedachten op die jij hebt in die situatie. Dit doe je in rood of oranje. Daarna vul je dit aan met de gevoelens die die gedachten bij je oproepen en als laatste schrijven jullie het resultaat van die gedachten en gevoelens op. Vervolgens ga je verder met een groene stift en bedenk je wat je graag als resultaat zou willen zien, bijvoorbeeld "het rustig kunnen maken van mijn toets". Samen bedenken jullie helpende gedachten die tot dit resultaat zouden kunnen leiden en de gevoelens die deze gedachten bij jou oproepen. Dan verbind je de helpende gedachtes met de niet-helpende gedachtes, zo weet je waar je aan moet denken als je een niet-helpende gedachte hebt. Als laatste schrijf je kwaliteiten en vaardigheden op die jou gaan helpen het groene resultaat te bereiken. Door deze manier van probleem bekijken en oplossen, heb je gelijk een plan van aanpak voor in de klas.
Faalangsttraining en therapie
Faalangsttraining is natuurlijk speciaal ontworpen voor volwassenen en kinderen met faalangst. Bij faalangsttraining wordt aandacht besteed aan wanneer heb je gezonde stress en wanneer heb je te veel stress. Want te veel stress zorgt ervoor dat je je toets minder goed maakt, dit bevestigd je negatieve gevoel en daardoor neemt je faalangst toe. Met faalangsttraining werk je er aan dit te voorkomen. Hier wordt je bewust gemaakt van je gevoelens en op wat voor momenten je die voelt. Ook leer je jezelf rustiger maken als je wel angstig bent omdat je bijvoorbeeld niet weet wat er gaat gebeuren. Hiervoor krijg je ontspanningsoefeningen en ademhalingsoefeningen aangeboden, deze kun je ook op school tijdens toetsen en presentaties gebruiken en thuis oefenen. Ook leer je tijdens de training kijken naar je gedachten en je gevoelens en hoe die aan elkaar gekoppeld zijn. Hier wordt net als bij Teken je gesprek gebruik gemaakt van helpende en niet-helpende gedachten. Daarom kan jouw juf of meester Teken je gesprek gebruiken in combinatie met jouw faalangsttraining. Verder wordt er ook uitleg gegeven over angst en dat het soms goed is en soms minder goed is om angst te hebben. Je leert dus over je eigen faalangst, hierdoor begrijp je wat er gebeurt als je er last van hebt en weet je wat je er aan kan doen. Het is niet meer onverwachts.
Cognitieve gedragstherapie, is therapie waarbij je leert over vaardigheden zoals nadenken en beslissingen nemen of activiteiten leert die je helpen bij het herkennen en aanpassen van negatieve gedachten. Deze vorm van therapie helpt heel goed bij kinderen met faalangst. Je bibbers de baas is een programma voor jullie, kinderen uit de bovenbouw met faalangst. Het programma helpt jullie en jullie juf of meester en ouders met het omgaan met faalangst. Jullie juf of meester en ouders krijgen ook in een aantal bijeenkomsten handvatten en informatie om jullie te helpen. Bij dit programma leer je omgaan met angst op verschillende manieren zodat je kan kiezen welke manier het beste bij jou past. Hier ben je ook bezig met het herkennen van gevoelens, spanning en ontspanning en de rol van je gedachten op je gedrag. Er is zelfs een klein onderzoekje gedaan waaruit kwam dat het programma effect heeft, de deelnemers hadden na afloop minder last van faalangst.
Anders leren denken
Je ouders of je juf/meester kan je ook helpen om je anders te leren deken. Faalangst wordt ervaren als een gevoel wat vaak samen gaat met lichamelijke reacties. Deze gevoelens bepalen je gedrag. Het is belangrijk om na te denken over welke gedachten je kiest. Het G-denken heeft hiermee te maken. We noemen het G-denken omdat woorden die met de letter G beginnen belangrijk hierin zijn.
G- denken bestaat uit vijf stappen:
Stap 1: Kijk naar de Gebeurtenis en het Gevolg hiervan. Kijk goed naar wat er gebeurt en wat het gevolg hiervan is. Dit wordt ook wel oorzaak en gevolg genoemd. Door het maken van die toets (gebeurtenis) voel ik mij slecht (gevolg).
Stap 2: Het formuleren van Gedachten die leiden tot faalangst. Welke gedachten leiden tot faalangst. Kinderen met faalangst geven zichzelf vaak negatieve boodschappen, zo erg dat ze erin gaan geloven. Het is belangrijk om te kijken of de negatieve boodschappen wel echt waar zijn.
Stap 3: Welk nieuw doel wil je als Gedrag en Gevolg bereiken? Het gedrag en daarbij het gevoel willen kinderen met faalangst zeker veranderen. Maar vaak stellen deze kinderen te moeilijke doelen. Het is belangrijk dat je ouders of je juf/meester je helpt bij het maken van deze doelen zodat ze haalbaar zijn. 'Ik wil nooit meer zenuwachtig zijn' is een doel wat niet te behalen is, want er zijn momenten dat het heel normaal is dat je zenuwachtig bent, bijvoorbeeld bij het afrijden van je auto rijexamen. Een doel wat wel te behalen is 'minder zenuwachtig zijn voor een spreekbeurt'.
Stap 4: Ga na of de Gedachten bij stap 2 je helpen om je nieuwe doel te behalen. Het is belangrijk om je af te vragen of deze gedachten waar zijn en of deze gedachten je helpen om een nieuw doel te behalen.
Stap 5: Vervang niet-helpende gedachten door helpende Gedachten. Vervang de niet helpende gedachten bij stap 2 naar gedachten die je wel gaan helpen om je nieuwe doel te bereiken.
Een aantal voorbeelden van helpende gedachten:
- Ik heb goed geleerd voor deze toets. Ik heb een goede kans om een voldoende te halen.
- Bij sommige toetsen ben ik niet dichtgeslagen.
Als ik kennis heb over faalangst dan...
... weet ik wat faalangst is. Dan weet ik in welke situaties ik er last van heb en dan weet ik wat ik zelf kan doen om de niet helpende gedachtes te stoppen.
... weet ik ook hoe de juf of meester mij kan helpen als ik het lastig vind om het alleen te doen.
... weet ik wat ik denk en hoe ik me daardoor voel. Ook weet ik hoe ik helpende gedachtes moet inzetten om me weer beter te voelen.
Bronnen
- Deelcommissie Jeugdzorg en psychosociale/pedagogische preventie. (2013). Je bibbers de baas. Geraadpleegd op 4 november 2019 van, https://www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Effectieve-Jeugdinterventies/Erkende-interventies/Je-bibbers-de-baas
- Gedragsproblemenindeklas.nl. (2019). Faalangst in de klas. Geraadpleegd op 2 oktober 2019 van, https://gedragsproblemenindeklas.nl/gedragsproblemen/faalangst/
- Langedijk, P. (2004). Faalangst. (7e geheel gewijzigde druk). Deventer: Ankh-Hermes.
- Nieuwenbroek, A. (2004). Faalangst en ouders. (7e druk). Kampen: Kok
- Prodia. (2014). Mogelijke interventies bij een leerling met faalangst. Geraadpleegd op 4 november 2019 van, http://www.prodiagnostiek.be/materiaal/GEDRAG%20EN%20EMOTIE_Bijlage%2021_Mogelijke%20interventies%20bij%20een%20leerling%20met%20faalangst.pdf
- Van der Wolf, K. & Van Beukering, T. (2016). Gedragsproblemen in scholen: Het denken en handelen van leraren. (6e druk). Leuven: Acco.
- De Vreede, A. (2019). Teken je gesprek over faalangst: Of andere dingen waar je over piekert. (6e druk). Bellingwolde: PICA.
- Persoonlijke communicatie (1 november 2019), met Rolanda van Andel, oud-leerkracht, orthopedagoog en faalangsttrainingbegeleider.