Werkwoord: verschil tussen versies

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(voor nu even voldoende.)
k
 
(12 tussenliggende versies door 6 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
Een '''werkwoord''' geeft een handeling, gebeurtenis of toestand aan in een zin. Of helpt die uit te drukken.
+
Een '''werkwoord''' is een [[woordsoort]] die een handeling, gebeurtenis of toestand in de zin aangeeft, of die helpt uit te drukken.
  +
  +
Het werkwoord richt zich naar het [[onderwerp (taalkundig)|onderwerp]] (dat is degene die, of hetgene wat iets doet of beleeft: ik, jij, hij, wij, zij, het of genoemd bij naam enz.).
  +
  +
In sommige talen verwijst het ook nog naar andere [[zinsdeel|zinsdelen]]!) en het maakt altijd deel uit van het taalkundig [[gezegde (taalkundig)|gezegde]].
   
 
==Voorbeelden van handelingen==
 
==Voorbeelden van handelingen==
* Ik ''loop'' naar school. (lopen is in deze zin het werkwoord en geeft de handeling lopen aan)
+
* Ik ''loop'' naar school. (''lopen'' is in deze zin het werkwoord en geeft de handeling aan)
* Ik ''zaag'' een plank door midden. (zaag is in deze zin het werkwoord en geeft de handeling zagen aan).
+
* Ik ''zaag'' een plank doormidden. (''zagen'' is in deze zin het werkwoord en geeft de handeling aan).
   
 
==Voorbeelden van gebeurtenis==
 
==Voorbeelden van gebeurtenis==
* Het echtpaar ''trouwt'' in het gemeentehuis. (trouwt is in deze zin het werkwoord en geeft de gebeurtenis trouwen aan).
+
* Het echtpaar ''trouwt'' in het gemeentehuis. (''trouwe''n is in deze zin het werkwoord en geeft de gebeurtenis van het trouwen aan).
* De bruiloftgasten ''vieren'' feest in de feestzaal. (vieren is in deze zin het werkwoord en geeft de gebeurtenis vieren aan).
+
* De bruiloftsgasten ''vieren'' feest in de feestzaal. (''vieren'' is in deze zin het werkwoord en geeft de gebeurtenis van het vieren aan).
   
 
==Voorbeelden van toestand==
 
==Voorbeelden van toestand==
* Hij ''is'' aardig. (is is in deze zin het werkwoord en geeft de toestand van zijn aan).
+
* Hij ''is'' aardig (''[[zijn]]'' is in deze zin het werkwoord en zegt iets over het onderwerp ''hij'').
* Ik ''voel'' me verdrietig (voel is in deze zin het werkwoord en geeft de toestand voelen aan).
+
* Ik ''voel'' me verdrietig (''voelen'' is in deze zin het werkwoord. Van zichzelf is ''voelen'' een handeling, maar in dit voorbeeld wordt er vooral een toestand uitgedrukt).
* Ik ''heb'' het koud. (heb is in deze zin het werkwoord en geeft de toestand hebben aan).
+
* Ik ''heb'' het koud (''[[hebben]]'' is in deze zin het werkwoord en wordt hier gebruikt om een bepaalde gevoelstoestand uit te drukken).
   
  +
==Tijden==
De 3 belangrijkste tijden zijn: Tegenwoordige Tijd (t.t.), Verleden Tijd (v.t.) en Voltooide Tijd.
 
  +
De drie belangrijkste werkwoordstijden zijn:
  +
  +
* [[tegenwoordige tijd]] (t.t.),
  +
* [[verleden tijd]] (v.t.) en
  +
* [[voltooide tijd]].
  +
  +
==Vervoeging==
  +
Hoe je omgaat met een werkwoord noemen we 'de vervoeging' van dat werkwoord.
   
 
Hier zie je een paar regels en feiten:
 
Hier zie je een paar regels en feiten:
* De ik-vorm is de stam
+
* De ik-vorm noemen we 'de stam'.
   
 
Voorbeeld:
 
Voorbeeld:
Regel 44: Regel 56:
 
:* Zij hebben '''gelopen'''
 
:* Zij hebben '''gelopen'''
   
Alleen bij de laatste is het werkwoord altijd hetzelfde.
+
Alleen bij in de voltooide tijd is het werkwoord altijd hetzelfde.
 
==Spelletje==
 
* [http://www.onlineklas.nl/wwoefenen/ Werkwoorden oefenen]
 
   
   
  +
{{Navigatie woordsoorten}}
[[Categorie:Meer over taal]]
+
[[Categorie:Grammatica]]
 
[[Categorie:Werkwoorden]]
 
[[Categorie:Werkwoorden]]

Huidige versie van 16 jun 2024 om 10:06

Een werkwoord is een woordsoort die een handeling, gebeurtenis of toestand in de zin aangeeft, of die helpt uit te drukken.

Het werkwoord richt zich naar het onderwerp (dat is degene die, of hetgene wat iets doet of beleeft: ik, jij, hij, wij, zij, het of genoemd bij naam enz.).

In sommige talen verwijst het ook nog naar andere zinsdelen!) en het maakt altijd deel uit van het taalkundig gezegde.

Voorbeelden van handelingen

  • Ik loop naar school. (lopen is in deze zin het werkwoord en geeft de handeling aan)
  • Ik zaag een plank doormidden. (zagen is in deze zin het werkwoord en geeft de handeling aan).

Voorbeelden van gebeurtenis

  • Het echtpaar trouwt in het gemeentehuis. (trouwen is in deze zin het werkwoord en geeft de gebeurtenis van het trouwen aan).
  • De bruiloftsgasten vieren feest in de feestzaal. (vieren is in deze zin het werkwoord en geeft de gebeurtenis van het vieren aan).

Voorbeelden van toestand

  • Hij is aardig (zijn is in deze zin het werkwoord en zegt iets over het onderwerp hij).
  • Ik voel me verdrietig (voelen is in deze zin het werkwoord. Van zichzelf is voelen een handeling, maar in dit voorbeeld wordt er vooral een toestand uitgedrukt).
  • Ik heb het koud (hebben is in deze zin het werkwoord en wordt hier gebruikt om een bepaalde gevoelstoestand uit te drukken).

Tijden

De drie belangrijkste werkwoordstijden zijn:

Vervoeging

Hoe je omgaat met een werkwoord noemen we 'de vervoeging' van dat werkwoord.

Hier zie je een paar regels en feiten:

  • De ik-vorm noemen we 'de stam'.

Voorbeeld:

  • Tegenwoordige tijd:
  • Ik loop: de ik-vorm van lopen is loop, dus loop is de stam
  • Jij loopT
  • Hij loopT
  • Wij lopen
  • Jullie lopen
  • Zij lopen
  • Verleden tijd:
  • Ik liep
  • Jij liep
  • Hij liep
  • Wij liepen
  • Jullie liepen
  • Zij liepen
  • Voltooide Tijd:
  • Ik heb gelopen
  • Jij hebt gelopen
  • Hij heeft gelopen
  • Wij hebben gelopen
  • Jullie hebben gelopen
  • Zij hebben gelopen

Alleen bij in de voltooide tijd is het werkwoord altijd hetzelfde.


Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Werkwoord&oldid=869330"