Slakdolf: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Infobox dier |Naam = Slakdolf |Wetenschappelijke naam = Liparis liparis |Afbeelding = File:Ecomare_-_slakdolf_(slakdolf-ecomare_0...') |
|||
Regel 7: | Regel 7: | ||
|Leefgebied = Noordelijke [[IJszee]] en noordelijke delen van de [[Atlantische Oceaan]] |
|Leefgebied = Noordelijke [[IJszee]] en noordelijke delen van de [[Atlantische Oceaan]] |
||
|Leefomgeving = koudere wateren, zeebodem |
|Leefomgeving = koudere wateren, zeebodem |
||
− | |Behoort tot de = [[Stekelvinnigen]] (Acanthopterygii) |
+ | |Behoort tot de = [[Stekelvinnigen]] (Acanthopterygii), [[Zoutwatervis]]sen, [[Beenvissen]], [[Vissen]] |
|AfbeeldingLeefgebied = |
|AfbeeldingLeefgebied = |
||
}} |
}} |
Huidige versie van 9 jul 2023 om 11:17
Slakdolf Liparis liparis | |||
---|---|---|---|
Niet bedreigd | |||
Leefgebied | Noordelijke IJszee en noordelijke delen van de Atlantische Oceaan | ||
Leefomgeving | koudere wateren, zeebodem | ||
Behoort tot de | Stekelvinnigen (Acanthopterygii), Zoutwatervissen, Beenvissen, Vissen | ||
|
De Slakdolf Liparis (Liparis liparis), is een kleine soort van zoutwatervis die behoren tot de familie Liparidae, in de orde van de schorpioenvissen en platkoppen (Scorpaeniformes). Het is inheems in de noordoostelijke Atlantische Oceaan, waar het op de zeebodem leeft. Het komt zo ver naar het oosten als de Barentszzee, Nova Zembla, Spitsbergen en Bear Island en zo ver naar het zuiden als de Britse Eilanden. Het is ook aanwezig in de Oostzee en Noordzee, de wateren rond IJsland en Groenland en zo ver naar het westen als de Golf van Maine. Het dieptebereik is van 5 m tot 300 m en het leeft in de buurt van de zeebodem in kustwateren. Komt langs de Nederlandse kust vrij schaars voor. Wordt voornamelijk in herfst en winter waargenomen. Algemener en in de Zeeuwse wateren en in geulen in de Waddenzee.
De slakdolf is een ongewoon uitziende vis met een grote kop en voorste deel van het lichaam en een zijdelings samengedrukt achterste deel van het lichaam en grote franjevinnen. Ze zijn Geelbruin of grijsgroen, vaak met schuine bruingrijze strepen. De lengte is over het algemeen tussen 8 en 14 cm. De benige kop heeft twee paar neusgaten op de snuit. De borstvinnen zijn erg groot en verenigen zich onder het lichaam. De bekkenvinnen hebben de vorm van een grote zuigschijf die zich tussen de borstspieren bevindt. De rugvin heeft 27 tot 36 zachte stralen en zowel de rugvin als de anaalvinnen overlappen de staartvin. De huid is slijmerig en heeft geen schubben.
Het voedt zich met kleine schaaldieren, zoals garnalen, krabben en vlokreeftjes, maar ook borstelwormen en vissen. Hij paait in de winter in het zuidelijke deel van zijn verspreidingsgebied en in het voorjaar in het noordelijke deel. De eitjes worden op de zeebodem gelegd tussen korte algen. De eieren komen binnen 6–8 weken uit en de larven maken als het ware deel uit van het plankton.