Boom: verschil tussen versies
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{zie artikel|Voor het artikel over de stad Boom, zie [[Boom (stad)]]}} |
{{zie artikel|Voor het artikel over de stad Boom, zie [[Boom (stad)]]}} |
||
{{Pabo}} |
{{Pabo}} |
||
− | [[Bestand:Linde_von_linn.jpg| |
+ | [[Bestand:Linde_von_linn.jpg|440x440px|miniatuur|Een grote boom]] |
Een '''boom''' is een plant met een [[Hout|houten]] stam, die vast zit in de grond door middel van wortels. Een boom bestaat uit een stam met daarboven een minstens vier meter hoge kroon. Bomen kunnen extreme weersomstandigheden weerstaan, hoewel ze na windkracht 10 kunnen omvallen en breken. Bomen groeien vrijwel overal op de wereld, door zich aan te passen aan klimaatomstandigheden. Zo zijn er bomen die in het brakke water (zoutig water) van Mangrovebossen kunnen overleven. Over het algemeen kunnen bomen tot op hoogtes van 2000 meter groeien, tot de zogenaamde boomgrens. |
Een '''boom''' is een plant met een [[Hout|houten]] stam, die vast zit in de grond door middel van wortels. Een boom bestaat uit een stam met daarboven een minstens vier meter hoge kroon. Bomen kunnen extreme weersomstandigheden weerstaan, hoewel ze na windkracht 10 kunnen omvallen en breken. Bomen groeien vrijwel overal op de wereld, door zich aan te passen aan klimaatomstandigheden. Zo zijn er bomen die in het brakke water (zoutig water) van Mangrovebossen kunnen overleven. Over het algemeen kunnen bomen tot op hoogtes van 2000 meter groeien, tot de zogenaamde boomgrens. |
||
Versie van 4 nov 2017 15:30
Dit artikel is (gedeeltelijk) geschreven door Pabo-studenten van de MarnixAcademie en blijft in ieder geval staan tot de beoordeling is gegeven. |
Een boom is een plant met een houten stam, die vast zit in de grond door middel van wortels. Een boom bestaat uit een stam met daarboven een minstens vier meter hoge kroon. Bomen kunnen extreme weersomstandigheden weerstaan, hoewel ze na windkracht 10 kunnen omvallen en breken. Bomen groeien vrijwel overal op de wereld, door zich aan te passen aan klimaatomstandigheden. Zo zijn er bomen die in het brakke water (zoutig water) van Mangrovebossen kunnen overleven. Over het algemeen kunnen bomen tot op hoogtes van 2000 meter groeien, tot de zogenaamde boomgrens.
Een boom kan heel oud worden. Sommige bomen, zoals de ginkgo, kunnen zelfs meer dan 1000 jaar oud worden. Een boom wordt vaak gebruikt door dieren, omdat ze daar hun nest in kunnen bouwen, of onder de schors kunnen kruipen. Ook is een boom een belangrijke voedingsbron voor eekhoorntjes en andere kleine zoogdiertjes. Roofdieren gebruiken de schors ook om hun nagels scherp te maken.
Bomen zijn ook belangrijk voor zuurstof in de lucht. Zonder bomen zouden wij niet leven. Op plekken waar veel bomen zijn (in het bos dus bijvoorbeeld) heb je meer zuurstof.
Loofbomen en naaldbomen
Niet alle bomen zijn hetzelfde. Vaak worden bomen ingedeeld in loofbomen en naaldbomen. Het verschil tussen loofbomen is de vorm van de bladeren. Loofbomen hebben normale bladeren (loof), zoals een eik of een beuk. Naaldbomen heten zo omdat ze naaldvormige bladeren hebben. Bekende naaldbomen zijn dennen en sparren. Door het verschil in de vorm van de bladeren, reageren loofbomen en naaldbomen anders op de herfst en de winter. Lees hier meer over onder het hoofdstukje 'herfst.'
Naast het verschil in bladvorm, zijn ook de vruchten van loofbomen en naaldbomen anders. Bij loofbomen liggen de zaden bedekt in een vrucht met daaromheen een schil zoals pitjes in een peer. Loofbomen vallen daarom onder de bedektzadigen. Naaldbomen hebben ook zaadjes, maar die zitten niet binnen in een dichte schil. Pijnboompitten bijvoorbeeld liggen wel verstopt in een dennenappel, maar als je flink schudt vallen ze er uit. Omdat de pitjes los liggen zonder bedekt te zijn, noemen we deze groep naaktzadigen.
Morfologie (hoe is een boom opgebouwd)
Stam
Bomen zijn in feite bijzondere planten: net als gewone planten bestaan ze ook uit wortels, bladeren en stengels. Het verschil tussen andere planten en bomen, is dat de stengel extra stevig en houtachtig is en stam wordt genoemd. Het grote voordeel van de stevige stam is dat de boom hierdoor boven de andere planten en bloemen uit kan groeien. Zo kunnen ze meer licht opnemen en dus beter groeien.
De stam van een boom bestaat uit bastvaten en houtvaten, die samen zorgen voor de stevigheid van de stam en het vervoeren van sappen binnenin de boom. De bastvaten worden jaarlijks afgebroken en vernieuwd. Houtvaten blijven wel bestaan als de cellen zijn afgestorven. Elk jaar komt weer een nieuwe laag houtvaten bij. Als je een boomstam doorzaagt zie je dus per jaar een laag houtvaten. Deze lagen noemen we daarom jaarringen: als je de ringen optelt weet je hoe oud de boom is.
De buitenkant van de stam is bedekt met een beschermlaag die schors genoemd wordt. Deze laag beschermt de boom tegen uitdroging, aanvallen van dieren en schimmel. Dieren willen namelijk graag bij de bastvaten in de stam komen. In die bastvaten zitten namelijk voedzame suikers waar dieren energie van krijgen. Elke boom heeft zijn eigen schors. Eikenbomen hebben bijvoorbeeld een hele ruwe, dikke schors, terwijl berkenschors juist wit en glad is.
Wortels
Net als andere planten hebben bomen ondergrondse wortels. De wortels zorgen voor stevigheid: zonder wortels zou een boom heel makkelijk omwaaien of omvallen. De wortels hoeven niet diep te zijn, vaak groeien wortels juist zijwaarts. Soms duwen ze daarmee stoeptegels omhoog, of zelfs het asfalt van het fietspad! Ook vervoeren de boomwortels water en voedingsstoffen uit de grond, omhoog naar de rest van de boom.
Bladeren
Een boom heeft over het algemeen groene bladeren. Deze groene kleur is te verklaren omdat er in de bladeren bladgroenkorrels zitten. Deze bladgroenkorrels zorgen ervoor dat het groene chlorofyl wordt aangemaakt. Samen zorgt dit dus voor de groene kleur van de bladeren van bomen.
Een blad bestaat uit verschillende onderdelen:
1. Bladtop; het uiterste puntje van het blad
2. Hoofdnerf; nodig voor stevigheid en toevoer van voedingsstoffen
3. Zijnerf; lopen naar de bladrand, ook voor stevigheid en toevoer van voedingsstoffen
4. Bladschijf; het deel van het blad zonder de bladsteel
5. Bladrand; de zijkant van het blad, kan heel veel verschillende vormen hebben, zoals gekarteld, gezaagd, gelobd
6. Bladsteel; daarmee zit de bladschijf vast aan de boomtak en zorgt voor toevoer van voedingsstoffen
7. Okselknop; hieruit groeit volgende jaar weer een nieuwe zijstengel
8. (Stengel; daar zit het blad aan vast)
Er zijn heel veel verschillende vormen bladeren, zo heeft een plataan een stervormig blad, en een linde blaadjes in de vorm van een hartje. Daarnaast maken biologen onderscheid tussen enkelvoudige en samengestelde bladeren. Bij een enkelvoudig blad zit er één blaadje aan een steel, en bij een samengesteld blad zitten er meerdere kleine bladeren aan een lange steel.
Klik hier om te kijken van welke boom jouw blaadje is! http://www.bomen-determineren.com/blad.html
Herfst
In de herfst veranderen planten ter voorbereiding op de winter. Het sein voor deze veranderingen zijn de steeds korter wordende dagen. Bomen nemen met hun wortels water op en verdampen dit vervolgens via de huidmondjes in de bladeren. Dit kun je vergelijken met mensen die zweten.
Bomen met bladeren kunnen in de winter schade ondervinden van kou, vorst en bevriezing. Als het vriest kan het water in de bladeren gemakkelijk bevriezen. Bovendien is de grond vaak bevroren. Een boom met bladeren verdampt water en voert via de wortels nieuw water aan. Als dit niet meer mogelijk is omdat het grondwater bevroren is, zou de boom kunnen uitdrogen. Maar ook als het niet vriest ondervindt een boom last van de kou. De zuigkracht van de wortels vermindert als het koud wordt, terwijl de bladeren wel vocht blijven verliezen. Om deze verdamping tegen te gaan laat de boom het blad vallen. Dit wordt bladval genoemd. Het laten vallen van de bladeren in de herfst is daarom een voorbereiding van bomen en struiken op de naderende kou/vorstperiode. Hiermee wordt schade en uitdroging voorkomen.
Werking bladval
Gedurende de herfst wordt er een kurklaagje gevormd tussen de tak en de bladsteel. Daardoor kan er steeds minder sap met daarin voedingsstoffen naar het blad vervoerd worden. Het blad droogt langzaam uit en laat uiteindelijk los van de tak. Dit afbreken wordt versneld door andere krachten zoals wind en regen. Het kurklaagje blijf je zien op de tak van de boom: het bladlitteken. De verkleuring van het blad gaat geleidelijk. Als de kurklaag tenslotte helemaal gevormd is, wordt het blad bruin en valt het van de boom.
Voordat de sapstroom naar het blad helemaal wordt afgesloten, worden er nog waardevolle stoffen naar de stam afgevoerd, waar ze worden opgeslagen tot de lente als er weer nieuwe bladeren aan de bomen komen. Een van die stoffen is chlorofyl: het bladgroen. Als deze stof via de nerven van het blad is afgevoerd, zie je de andere gele en oranje kleurstoffen in de bladeren (daarom is een boom in de herfst geel/oranje/rood). Deze kleurstoffen zijn altijd in het blad aanwezig (dus ook in het voorjaar en in de zomer), maar de kleur van het bladgroen overheerst dan zodat je die kleuren niet ziet.
Naaldbomen
Bladval is typisch iets voor loofbomen. Vrijwel alle naaldbomen behouden wel hun naalden als het koud wordt, en blijven dus het hele jaar groen. De smalle, taaie blaadjes in de vorm van naalden zorgen ervoor dat er minder water kan verdampen. Daarnaast hebben de naalden een wasachtige, vettige beschermlaag waardoor ze beter beschermd zijn tegen uitdroging en extreme temperaturen. Om verdamping tegen te gaan, trekken naaldbomen een deel van het vocht terug uit de naalden zodat die niet kunnen bevriezen. Daarnaast werken de suikers in het sap van de naalden als een soort antivries. Naaldbomen in Nederland, zoals de spar of de den, zijn ook tegen de winter bestand. De uitzondering is de lariks, die wel zijn naalden verliest.
Bij een aantal naaldbomen (zoals de fijnspar) zijn ook de vorm en de positie van de takken aan de stam aangepast aan winterse omstandigheden. De takken van de fijnspar zijn allemaal horizontaal of iets naar beneden gericht. Daarnaast zijn ze soepel en buigzaam. Dit zorgt ervoor dat de takken behoorlijk wat sneeuw kunnen dragen zonder af te breken.
Gebruik
Hout en papier
Bomen zijn niet alleen nuttig voor de natuur, ze worden ook veel gebruikt om producten van te maken. Het bekendste voorbeeld is hout, dat gemaakt wordt uit het zagen van de boomstam. Dit kan in allerlei afmetingen, bijvoorbeeld als planken voor een vloer, dikke spoorbielzen of lucifers. Soms worden er van een boom plaatmateriaal gemaakt, door kleinere stukjes hout aan elkaar te lijmen en samen te drukken. Hiervan worden bijvoorbeeld gitaren gemaakt of trommels.
Ook papier wordt gemaakt van hout. Om papier te kunnen maken, wordt hout fijngemalen en verwarmd tot een brij, genaamd pulp. Deze pulp wordt daarna gezeefd, samengeperst en gedroogd, zodat er vellen papier uit de machine komen. Veel papier wordt tegenwoordig gerecycled. Dit betekent dat oud papier weer wordt natgemaakt en vermalen tot pulp, waarmee weer nieuw papier gemaakt kan worden.
Voeding
Sommige delen van een boom worden gebruikt om voedsel van te maken. Vaak gaat het om de vrucht van de boom, zoals de kokosnoot van een palmboom. Daarnaast zijn er veel fruitbomen waar fruit aan groeit, zoals appelbomen, perenbomen en kersenbomen. Ook sommige zaden en noten komen van bomen, zoals beukennootjes (beuk), walnoten (walnotenboom) en pijnboompitten (dennenboom).
Sier
Bomen worden daarnaast ook voor de sier gebruikt, bijvoorbeeld in tuinen of parken. Met kerst zetten veel mensen een kerstboom in de woonkamer die versierd is met lampjes, kerstballen en een piek.
Soms worden bomen ook gebruikt voor kunst. Dit heet ook wel houtsnijwerk. Kunstenaars maken van hout bijvoorbeeld versieringen voor aan de muur, of vroeger beelden voor in de kerk.