Fabriekskinderen
Fabriekskinderen is een boek (novelle) van de schijver Jacob Jan Cremer.

Samuel van Houten kreeg de eer, maar zijn kinderwetje was zonder het ageren van J.J. Cremer waarschijnlijk niet tot stand gekomen.
Cremer werd zeer bekend door zijn protest tegen kinderarbeid in de fabrieken. In 1863 hield hij een voordracht, later uitgegeven als novelle, over Leidse fabriekskinderen die in de textielindustrie tien tot vijftien uren per dag moesten werken. Hij beschreef in beeldende bewoordingen hoe slecht de werkomstandigheden voor deze kinderen waren. Hij sloot af - naar het voorbeeld van Multatuli's Max Havelaar - met een oproep aan koning Willem III:
- "Doorluchtige Vorst! Edele en Grootmagtige wetgevers in den Staat! Ziet: aan uwe en mijne kleederen, waaraan de handjes dier kleinen werkten, kleven droppelen bloeds; ja de droppelen bloeds der arme in Nederland vermoorde fabriekskinderen".
De novelle, met de titel Fabriekskinderen. Een bede, doch niet om geld, droeg hij voor in het gehele land om aandacht te vragen voor deze kwestie. Dr novelle gaf aanleiding tot wetgeving waarin de ergste misstanden werden bestreden. Ook zijn persoonlijke bemoeienissen hebben een belangrijke invloed gehad bij de besluitvorming om kinderarbeid af te schaffen. Het ging hem veel te traag en in 1870 publiceerde in Het Vaderland Een woord aan zijne landgenooten met een oproep om de regering met adressen te bestoken. Toen hij zich gesteund wist door het succes van die actie, liet hij een Openbare Brief aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken volgen, waarin hij nog eens de overheid opriep in te grijpen. In 1874 kwam uiteindelijk het Kinderwetje van Van Houten tot stand, waarbij het verboden werd kinderen onder de twaalf jaar in fabrieken te laten werken. In de praktijk werd de wet slecht gehandhaafd en werd fabrieksarbeid van kinderen twintig jaar na Cremers dood pas echt definitief uitgebannen bij de invoering van de in 1900 aangenomen Leerplichtwet.