Mutualisten
Mutualisten zijn schimmels die samenleven met planten, dieren of algen. Ze doen iets goeds voor de ander, en krijgen er ook iets goeds voor terug.
Alle planten die op het land leven hebben schimmels aan hun wortels. Ze helpen met voedingsstoffen uit de grond halen, zoals water en mineralen. Dat kunnen de schimmels beter dan de planten zelf! Schimmels groeien namelijk veel sneller en dieper in de grond dan de plantenwortels. Hierdoor kunnen planten goed groeien. In ruil hiervoor krijgen schimmels suikers van de planten. Daar kunnen de schimmels weer goed van groeien.
Bij koeien en andere grazende zoogdieren kunnen mutualisten in de maag zitten, en daar helpen met het verteren van de planten die het dier gegeten heeft. Dat is handig! De schimmel krijgt vanzelf eten als de koe eet, en helpt de koe dan door het eten te verteren. Er zijn ook mieren die een schimmeltuin maken. Zoals de bladsnijdersmieren. Die lopen door het bos op zoek naar bladeren. Die bladeren kunnen ze zelf niet eten, maar brengen ze naar de schimmel toe. De schimmel kan ze wel verteren, en die groeit daarvan. In ruil daarvoor zwellen de uiteinden van de schimmeldraden op en kunnen de mieren daar eiwitten en koolhydraten van eten. Dat is hun belangrijkste bron van voedsel.
Als een schimmel samenleeft met een alg of een blauwalg, noem je dat korstmos. De algen (of blauwalgen) zorgen voor het eten van de schimmel, en de schimmel zorgt voor het eten van de algen.
Ze kunnen vaak niet zonder elkaar leven.
Bron
Urry, L. A., Cain, M. L., Wasserman, S. A., Minorsky, P. V., Reece, J. B., & Campbell, N. A. (2017). Campbell Biology. New York: Pearson.