Leng
Leng Molva molva | |||
---|---|---|---|
Onbekend | |||
Leefgebied | noordoosten van de Atlantische Oceaan, de Noordzee en de Middellandse Zee | ||
Leefomgeving | gematigde wateren op een diepte van 80 tot 1000 meter op een harde bodem | ||
Behoort tot de | kabeljauwachtigen (Gadiformes), Zoutwatervissen, Beenvissen, Vissen | ||
|
De leng (Molva molva), is een zoutwatervis uit de orde van de kabeljauwachtigen (Gadiformes). Deze soort is niet verwant aan (is geen familie van) de roze leng (Genypterus blacodes), van het zuidelijk halfrond. De leng wordt gevonden in de noordelijke Atlantische Oceaan, voornamelijk buiten Europa, en in de Middellandse Zee. Het is een belangrijke bron voor de visserij, vooral in de noordoostelijke Atlantische Oceaan, hoewel er enige twijfel bestaat over de duurzaamheid van de visserij. Als eetbare soort wordt het vers, ingevroren of gedroogd gegeten, maar ook geconserveerd (bewaard) in loog (soort zout). Langs de Nederlandse kust worden slechts zeer zelden jonge dieren waargenomen. Ze leven op rotsachtige ondergronden van 15 tot 600 m of meer diep.
Beschrijving
De leng is de langste en een van de grootste van de kabeljauwachtigen (Gadiformes), die een lengte van 200 cm en een gewicht van 30 kg kunnen bereiken. Het is lang en slank met een klein hoofd en kleine ogen en een grote mond, die grote tanden heeft, met de bovenkaak die uitsteekt voorbij de onderkaak. Deze onderkaak draagt een duidelijke aanwezige weerhaak. Van de twee rugvinnen is de voorste rugvin kort, met 14-15 vinstralen en met een afgeronde vorm, terwijl de achterste rugvin veel langer is met 61-68 vinstralen en is gelijkmatig van hoogte en is wat lengte betreft vergelijkbaar met de aarsvin. De aarsvinis is ook langwerpig en heeft 58-64 vinstralen. Het aantal wervels van deze soort ligt tussen de 63 en 65 wervels. De staartwortel en de bekkenvinnen zijn kort, waarbij de bekkenvin niet verder reikt dan de borstvinnen . De rug is gemarmerd (gevlekt) groenachtig bruin, soms roodbruin op het bovenste deel, een soort helder witte bliksem op de zijkanten en onderkant. Er is een duidelijke witte rand te zien op de anaal- en rugvin en ze hebben een donkere vlek aan het achterste uiteinde. De plek op de voorste rugvin valt echter meer op dan die op de achterste rugvin. De jonge vissen hebben de neiging lichter van kleur te zijn dan volwassenen en zijn vaak gemarkeerd met licht paarsachtig iriserende (oplichtende) lijnen. Een gewone leng van 180 cm lang werd op 24 februari 2013 voor de kust van Shetland gevangen. Dit is de grootste leng die ooit in de wateren van het Verenigd Koninkrijk met hengel en lijn is gevangen.
De paaiperiode loopt van maart tot juli, waarbij de vrouwtjes 20 tot 60 miljoen eieren kan dragen. De belangrijkste paaigebieden bevinden zich op een diepte van 200 m van de Golf van Biskaje tot de Noorse Zee, op een diepte van 100 tot 300 m. Ze groeien snel en worden per jaar 8–10 cm langer; een 1-jarige vis heeft een gemiddelde lengte van 20 cm, 2-jarigen 31–35 cm. De vrouwtjes groeien sneller dan de mannetjes. De maximale beschreven levensduur is 10 jaar voor mannetjes en 14 jaar voor vrouwtjes, op welke leeftijd ze een lengte bereiken van ongeveer 200 cm.
Ze verschuilen zich tussen rotsen, spleten en wrakken in diep water, hoewel ze vaak vrij in diep water zwemmen. Ze eten voornamelijk vis, zoals Atlantische kabeljauw, Atlantische haring en platvis , maar ze voeden zich ook met schaaldieren (bijvoorbeeld Europese zeekreeften), koppotigen en stekelhuidigen (bijvoorbeeld Zeester).