Kauw (vogel)
Kauw Coloeus monedula | |||
---|---|---|---|
Niet bedreigd | |||
Leefgebied | West-Azië, Noord-Afrika en Europa | ||
Leefomgeving | Vrijwel overal | ||
Behoort tot de | Kraaien (vogels), Zangvogels, Vogels | ||
|
De kauw (Coloeus monedula) is een zangvogel uit de familie van de kraaien. Ze komen voor in heel Europa, West-Azië en Noord-Afrika; het is meestal een inwoner (standvogel) , hoewel noordelijke en oostelijke populaties (groepen) in de winter naar het zuiden trekken. Er worden vier ondersoorten onderscheiden, die voornamelijk verschillen in de kleur van het verenkleed op het hoofd en de nek. Carl Linnaeus beschreef deze vogel als eerste en gaf het de naam Corvus monedula. Het is zeg maar de kleine versie van de kraai.
Kenmerken
Met een lengte van 34-39 centimeter is de westelijke kauw een zwartgevederde vogel met een grijze wat 'borstelige' nek en kenmerkende lichtgrijze irissen. Het is een gezellig kletsende vogel. Dit wordt kouteren genoemd. Het leeft in kleine groepen met een ingewikkelde sociale structuur. Ze leven op landbouwgrond, open bossen, op kliffen aan de kust en in stedelijke omgevingen. Net als zijn verwanten zijn kauwen intelligente vogels en er is gezien dat ze gebruik maken van gereedschapen zoals takken en steentjes. Het is en allesetende vogel; het eet een grote verscheidenheid aan plantaardig materiaal en ongewervelde dieren, evenals voedselafval uit stedelijke gebieden. Westerse kauwen zijn monogaam (mannetje en vrouwtje gaan samen voor het leven) en bouw eenvoudige nesten van stokken in holtes in bomen, kliffen of gebouwen. Ongeveer vijf lichtblauwe of blauwgroene eieren met bruine spikkels worden door het vrouwtje gelegd en uitgebroed. De jongen vliegen in vier tot vijf weken uit.
De naam kauw heeft te maken met het geluid dat ze maken: "kiauw-kiauw". Een wat schrille knauwende toon. Het kletsen lijlt op murmelen of mompelen. Ook kunnen ze een wat langere schorre schreeuw geven als er gevaar dreigt (bijvoorbeeld als er een kat in de buurt is).
Het zijn goede en wendbare vliegers, wat ze helpt bij het vangen vam hun prooi. Ze lopen wat wiegend en parmantig.
Soorten
Er zijn vier erkende ondersoorten van de westelijke kauw.
- Noordse kauw ( Coloeus monedula monedula )
- West-Euraziatische kauw ( C. m. spermologus )
- Oost-Europees-Aziatische kauw ( C. m. soemmerringii )
- Algerijnse kauw ( C. m. cirtensis )