Karel Appel
Karel Appel | |
Karel Appel (foto 1974) | |
Persoonlijke informatie | |
Volledige naam | Karel Appel |
Bijnaam | Kik |
Land | Nederland |
Geboortedatum | 25 april 1921 |
Geboorteplaats | Amsterdam |
Overleden | 3 mei 2006 |
Overleden te | Zürich |
Gehuwd met / relatie |
Harriet Appel (geh. ?–2006), Machteld van der Groen (geh. ?–1970) |
Carrière | |
Beroep | kunstschilder, |
Bekend van | experimentele kunst |
Actief | 1946-2006 |
Genre(s) | abstract expressionisme,
actionpainting, Cobra |
Website | |
https://karelappelfoundation.com/ (En) | |
---|---|
Portaal Kunst & Cultuur |
Karel Appel (Amsterdam, 25 april 1921 – Zürich, 3 mei 2006) was een wereldberoemde Nederlandse kunstschilder en beeldhouwer van zogeheten moderne (soms non-figuratieve) kunst. Hij wordt ook wel gezien als een late vertegenwoordiger van het expressionisme. Hij maakte deel uit van de groep kunstenaars, die eind Jaren 40 / begin Jaren 50 van de 20ste eeuw als de groep COBRA aan de weg timmerden.
Een smet op de carrière van Karel Appel is zijn pro-Duitse houding tijdens de Bezetting van Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Die werd weliswaar ingegeven door puur opportunisme (eigenbelang) om op die manier aan materiaal voor zijn werk te komen (dat was toen bijzonder schaars), maar dat pleit natuurlijk niet voor hem.
Van Karel Appel is ook een gevleugelde uitspraak bekend, namelijk "Ik rotzooi maar wat an". Dat is precies wat sommigen van zijn werk vinden.
Karel Appel werkte aan meer kunstwerken tegelijk, en hij deed allemaal uitspraken zoals: "Ik leg het er tegenwoordig flink dik op, ik smijt de verf er met kwasten en plamuurmessen en blote handen tegenaan, ik gooi d'r soms hele potten tegelijk op."
Levensloop
Appel groeide op in de Dapperstraat te Amsterdam, een echte volksbuurt. Als kind werd hij 'Kik' genoemd. Zijn vader had een kapperszaak, waar mensen elkaar ontmoetten.
Hij moest enkele jaren bij zijn vader in de kapperszaak werken, maar wilde liever kunstschilder worden. In 1942 ging hij uiteindelijk toch schilderkunst studeren aan de Rijksakademie in Amsterdam, al was dat tegen de zin van zijn ouders. Uit onvrede over deze beroepskeuze zetten zijn ouders hem op straat. Appel leerde over kunstgeschiedenis en oefende in de traditionele teken- en schilderkunst.
Tijdens de Tweede wereldoorlog zwierf hij door het land en schilderde toen nauwelijks. Wat hij schilderde had in die tijd weinig belangstelling. Een uitzondering was de kunstcriticus H. Klinkenberg, die een positief artikel over Appel schreef. Ook de rijke Luikse verzamelaar Ernest van Zuylen kocht jaarlijks kunst van Appel aan.
De kunst van Picasso, Matisse en Jean Dubuffet was zijn grote voorbeeld. Appel begon in 1947 met beeldhouwen (of misschien beter gezegd beeldbouwen) en gebruikte daar allerlei afvalmateriaal en verf voor. In 1948 werd de Cobra opgericht. Zijn experimentele werk werd in die tijd slecht ontvangen. In 1949 kreeg Cobra tot verbazing van de leden toch een expositie in het Stedelijk Museum Amsterdam. De tentoonstelling werd een schandaal. Appel verliet in 1950 het in zijn ogen bekrompen Nederland en ging naar Parijs. Daar werd dezelfde tentoonstelling veel beter ontvangen. In 1953 kreeg hij een solo-expositie in het Paleis van de Schone Kunsten in Brussel. Hij ging met steeds dikkere verf schilderen en werd wilder in zijn werk. Vanaf 1957 ging hij naar New York en maakte er onder andere portretten van jazz muzikanten. Zijn werk werd steeds abstracter (non-figuratief) en met felle kleuren. Toch zat er iets herkenbaars in als vriendelijke onschuldige kindwezens en fantasiedieren. Internationaal kreeg hij steeds meer waardering. In 1968 kwam er eindelijk ook een solotentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam.
Karel Appel overleed in 2006 in Zürich en werd in besloten kring begraven op het kerkhof van Père-Lachaise in Parijs.
Werk moeilijk te bewaren
Door de niet altijd goede kwaliteit verf en het dik opbrengen op het doek, zorgt er vandaag de dag voor dat de verf scheurt, uitzakt en beschadigd en zelfs in stukken van het doek of andere ondergrond valt. Dat maakt het voor musea en verzamelaars moeilijk om het werk in de originele staat te bewaren.