Grondwettelijk Hof (België)

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Het Grondwettelijk Hof zit in het Hôtel de Coudenberg in Brussel.

Het Grondwettelijk Hof is een belangrijke rechtbank in België. Het gerechtshof toetst of wetten niet in strijd zijn met de Belgische grondwet, zoals bepaalde vrijheden of het verbod op discriminatie. Daarnaast ziet het Grondwettelijk Hof toe dat de verdeling van bevoegdheden tussen de federale regering, gemeenschappen en gewesten goed wordt nageleefd.

Het Grondwettelijk Hof werd opgericht in 1980 als het Arbitragehof. In 2007 werd de naam in Grondwettelijk Hof gewijzigd. Die naam is een stuk minder veranderd, omdat de nieuwe naam beschrijft wat het Grondwettelijk Hof precies doet. In het Frans staat het Grondwettelijk Hof bekend als Cour constitutionnelle en in het Duits als Verfassungsgerichtshof.

Het gerechtshof vergadert in Hôtel de Coudenberg in Brussel.

Geschiedenis

Het Grondwettelijk Hof is een relatief jonge instantie. In 1970 werd België verdeeld in gemeenschappen en gewesten. Op die manier probeerde men de problemen tussen Franstalige Belgen en Vlamingen op te lossen. De landelijke overheid droeg enkele taken over aan de gemeenschappen en gewesten. Die gewesten en gemeenschappen werden vervolgens bevoegd voor die taken. Toch kunnen wetten ook een grijze zone vallen, waarbij het onduidelijk is of ze onder de bevoegdheid van gewesten/gemeenschappen of de landelijke overheid vallen. Hierdoor zouden nieuwe conflicten en onduidelijkheden kunnen ontstaan. Daarom besloot men een soort van scheidsrechter (het Arbitragehof) op te richten. Dat Arbitragehof zou kijken na eventuele conflicten en onduidelijkheden en een (onafhankelijk) oordeel vellen.

In 1980 werden de taken van het Arbitragehof in de Belgische grondwet geschreven. Vervolgens werden de samenstelling en de werking van het hof vastgesteld. Op 5 april 1985 sprak het hof zijn eerste arrest uit. Na de grondwetswijziging van 1988 kreeg het Abritagehof ook grondwettelijke taken. Het hof kan sindsdien wetten op de grondwet toetsen. In 2007 werd de naam daarom gewijzigd in "Grondwettelijk Hof".

Taken en bevoegdheden

Toetsen op de grondwet

Het Grondwettelijk Hof kan wetten toetsen op de Belgische grondwet. Een parlement neemt dan een bepaalde wet of een bepaald decreet aan. Dat kan het federaal parlement zijn, maar ook het Vlaams, Waals, Franstalig, Brussels Hoofdstedelijk of Duitstalig Parlement zijn. De besluiten van regeringen, ministeries, provincies en gemeenten vallen niet onder de bevoegdheid van het hof.

Het hof kan die wetten en decreten toetsen aan de hand van enkele grondwetsartikelen. Dat zijn:

  • Artikel 8 t/m 32 (De Belgen en hun rechten): Hieronder vallen onder andere het verbod op discriminatie, de vrijheid van onderwijs, het recht op eerlijk proces, recht op menswaardig leven, de rechten van het kind, de persvrijheid, recht op demonstratie en vereniging, het briefgeheim, etc.
  • Artikel 143 (het beginsel van de federale loyauteit): Dat artikel gaat over de manier waarop verkiezingen geregeld worden.
  • Artikel 170 en 172 (het wettigheids- en gelijkheidsbeginsel in fiscale zaken): Dat artikel gaat over de invoering van belastingen.
  • Artikel 191 (de bescherming van de vreemdelingen): Dat artikel gaat over de bescherming van de rechten van niet-Belgische staatsburgers op Belgische bodem.

Daarnaast kan het hof wetten ook toetsen op fundamentele rechten uit internationale verdragen.

Bevoegdheden van federale overheid, gewesten en gemeenschappen

Het Grondwettelijke Hof houdt zich daarnaast nog bezig met de verdeling van de bevoegdheden tussen de federale (landelijke) overheid, de gewesten en gemeenschappen. Die verdeling staat voor een groot deel in de grondwet. Zo zijn de gemeenschappen verantwoordelijk voor onderwijs en is de federale overheid verantwoordelijk voor defensie. Toch zijn er ook enkele bevoegdheden die gedeeld zijn tussen de verschillende overheden of waarvan het onduidelijk is onder welke overheid ze precies vallen. Dat kan conflicten opleveren.

Daarom kan het Grondwettelijk Hof uitspraken doen over de die verdeling. Een overheid kan een bepaalde wet aannemen, waarna het Grondwettelijk Hof kan besluiten dat de wetgeving niet onder de bevoegdheid van die overheid valt. In zo'n geval wordt de wet nietig verklaard (de wet is niet meer geldig en heeft nooit officieel bestaan).

Atypische bevoegdheden

Daarnaast zijn er twee atypische (ongebruikelijke) bevoegdheden. Het Grondwettelijk Hof is bevoegd over die dingen, maar in praktijk komen ze nooit voor. Die twee bevoegdheden zijn:

  • Controle van referenda (volksraadplegingen) op gewestelijk niveau: Het Hof checkt of een vraag in een gewestelijk referendum goed geformuleerd is en of de juiste regels gevolgd worden. Die controle vindt vooraf aan het referendum plaats. Het Hof kijkt enkel naar de juridische correctheid en niet naar de inhoud/nut van de vraag. In praktijk komt die taak nooit voor, omdat België geen referenda kent.
  • Beroepen tegen straffen in de Kamer: Als een parlementslid een straf krijgt voor verkeerd gebruik van verkiezingsgeld, kan hij of zij in beroep gaan. Het Hof bekijkt dan of die straf terecht is. Ook die situatie komt in de praktijk vrijwel nooit voor.

Samenstelling

Het Grondwettelijk Hof bestaat uit 12 rechters. Hiervan horen zes rechters bij de Nederlandstalige en zes rechters bij de Franstalige taalgroep. De Duitstalige taalgroep heeft geen eigen rechter. Wel moet een van de 12 rechters voldoende kennis van het Duits hebben. Iedere taalgroep kiest haar eigen voorzitter, waardoor het Grondwettelijk Hof twee voorzitters heeft.

De rechters worden om de beurt benoemd door Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat. De leden van die kamers stellen een lijst met kandidaten op. Politieke partijen kunnen kandidaten voordragen. De kandidaten worden door middel van een stemming in de desbetreffende kamer gekozen met tweederdemeerderheid onder de aanwezige leden.

Iedere taalgroep heeft drie rechters die gekozen worden op grond van hun juridische ervaring. Zij zijn hoogleraar in de rechten aan een Belgische universiteit, werken als rechter hij het Hof van Cassatie of de Raad van State of als referendaris bij het Grondwettelijk Hof. De andere drie rechters per taalgroep worden gekozen op basis van hun politieke achtergrond. Zij moeten minstens vijf jaar parlementslid geweest zijn.

De rechters van het Grondwettelijk Hof worden voor het leven benoemd. Zij kunnen dus niet ontslagen worden. Rechters aan het Grondwettelijk Hof moeten minstens 40 jaar oud zijn en mogen hun ambt tot hun 70e levensjaar uitoefenen. Rechters mogen naar hun functie geen andere ambten of functies uitoefenen.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Grondwettelijk_Hof_(België)&oldid=917854"