Grens
Een grens is een rand van een land: daar waar je in een ander land komt. Als je dan over die grens gaat, ben je officieel in het andere land.
Een grens is vrijwel altijd aan de buitenkant van een land, maar er is een uitzondering: een enclave. Dat is een (stukje) land in een ander land en dan zit de grens aan de buitenkant daarvan. Zo heb je dat in Nederland bij Baarle-Nassau (Nederlands) en Baarle-Hertog (Belgisch), een stukje België in Nederland dus.
De grens wordt vrijwel altijd aangegeven met een zogeheten grenspaal. Het kan een bordje zijn dat ook echt op een paal zit, maar dat hoeft niet. Verder zijn er grensovergangen. Er kunnen dan slagbomen staan. Soms moet je langs de douane, het kan zijn: eerst die van het land waar je uit komt, en daarna ook nog eens van het land waar je in komt. Het stuk daar tussenin heet 'niemandsland'.
Tegenwoordig zijn in Europa de meeste grenzen open en hoef je bij het passeren van de grens geen paspoort te laten zien aan de douane. Bij de buitengrenzen van het gebied van het Verdrag van Schengen is dat wel zo.
Reizigers moeten in zulke landen nog wel een paspoort of identiteitskaart bij zich hebben, want ze moeten zich kunnen legitimeren.
Andere grenzen
Naast de landsgrens heb je ook een provinciegrens en een gemeentegrens. Elke plaats/woonkern heeft een grens van de bebouwde kom.
Uiterste
Een grens kan ook een uiterste betekenen.
Bijvoorbeeld:
aan de grenzen van je uithoudingsvermogen zitten. Aan de grens van je kunnen zitten.
En: duidelijk je grenzen aangeven aan iemand die te ver met je gaat, over je grenzen met je wil gaan. Assertief zijn.