Antoon van Dyck
Antoon van Dyck | |
Zelfportret, ca. 1621 | |
Persoonlijke informatie | |
Volledige naam | Antoon (Anthony) van Dyck |
Land | Zuidelijke Nederlanden, nu België |
Geboortedatum | 22 maart 1599 |
Geboorteplaats | Antwerpen |
Overleden | 9 december 1641 |
Overleden te | Londen |
Gehuwd met / relatie |
1639 Mary Ruthven |
Carrière | |
Beroep | kunstschilder, tekenaar, prentkunstenaar, hofschilder |
Bekend van | Barok |
Actief | ca. 1610-1641 |
Genre(s) | christelijk religieuze voorstelling, mythologie, allegorie, geometrische abstractie, historie, portret, diervoorstelling |
Website | |
https://rkd.nl/nl/explore/artists/25230 | |
---|---|
Portaal Kunst & Cultuur |
Antoon van Dyck, of Sir Anthony van Dyck, geboren in Antwerpen op 22 maart 1599 en overleden in Londen, op 9 december 1641. Hij was een barok kunstschilder uit de Antwerpse School (Spaanse Nederlanden). Zijn voornaam wordt ook als Anthonis, Antonio, Anthonie of Anton geschreven.
Levensloop
Antoon van Dyck (zijn Vlaamse naam) werd geboren uit welvarende ouders in Antwerpen. Zijn vader was Frans van Dyck, een zijdehandelaar, en zijn moeder was Maria Cupers. Zijn talent was al heel vroeg duidelijk, en hij studeerde schilderkunst bij Hendrick van Balen in 1609. Van Dyck werd een onafhankelijke schilder rond 1615, en zette een atelier op met zijn nog jongere vriend Jan Bruegel de Jongere (kleinzoon van Pieter Bruegel). Op zijn vijftiende was Antoon al een zeer bekwaam kunstenaar. Hij werd toegelaten tot het Antwerpse Sint-Lucas gilde in februari 1618 als vrije meester. Hij werd assistent van Peter Paul Rubens.
Engeland en Italië
In 1620 ging Van Dyck, aangespoord door George Villiers, Markies van Buckingham, voor het eerst naar Engeland waar hij werkte voor koning James I van Engeland. In Londen zag hij het werk van Titiaan. Na ongeveer vier maanden keerde hij terug naar Vlaanderen en vertrok dan eind 1621 naar Italië, waar hij zes jaar bleef. Daar bestudeerde hij de Italiaanse meesters en begon hij een succesvolle carrière als portrettist. Daar hij in de kring van Rubens gewend was aan edelen, en van nature verheven van geest was, en ernaar verlangde zich te onderscheiden, droeg hij daarom - evenals zijde - een hoed met veren en broches, gouden kettingen over zijn borst, en was vergezeld van bedienden." Hij werkte en woonde vooral.in Genua.
In 1627 keerde hij terug naar Antwerpen, waar hij vijf jaar bleef en portretten schilderde. Tegen 1630 werd hij beschreven als de hofschilder van de Habsburgse gouverneur van Vlaanderen, de aartshertogin Isabella van Spanje.
In april 1632 keerde Van Dyck terug naar Londen en werd onmiddellijk onder de hoede van het hof genomen, en in juli tot ridder geslagen. Hij kreeg de beschikking over het Blackfriars-atelier en werd vaak bezocht door de koning Karel I en de koningin Henriëtte Maria. Ook van de kinderen maakte van Dyck veel portretten. In Londen had van Dyck een minnares, Margaret Lemon.
De Koning in de Raad verleende aan Van Dyck het burgerschap in 1638, en op 27 februari 1640 trouwde hij met Mary Ruthven, met wie hij een dochter kreeg. Mary was een hofdame van de koningin in 1639-1640. Kort daarna ging hij naar Parijs. In 1641 werd Antoon langdurig ziek en keerde terug naar Londen. Hij overleed op 9 december 1641, dezelfde dag als de doop van zijn dochter Justiniana. Hij werd begraven op 11 december, in het koor van St Paul's Cathedral.
Werk
Van Dyck schildert veel portretten. Veel andere werken, eerder religieus dan mythologisch, overleven branden en dergelijke. En hoewel ze erg mooi zijn, bereiken ze niet de hoogten van Diego Velázquez' historieschilderijen. Naast zijn schilderwerk maakt hij ook veel prenten en enkele etsen. Wat de fotografie nu is, was de prentkunst toen.
De kleur bruin; van Dyckbruin is naar hem genoemd.
Veel van zijn werk hangt in vele musea in Europa en Amerika.