Dementie

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Een MRI scan van iemand met Dementie

Dementie is een verzamelnaam van symptomen waarbij de hersenen de informatie niet meer goed kunnen verwerken. Dementie is een versnelde aftakeling van hersenfuncties met minimaal 1 stoornis, namelijk de cognitieve functies, waardoor bij de patiënt het dagelijks leven en functioneren verstoord raakt.

Dementie is een verzamelnaam voor 50 soorten ziektes. De meest voorkomende vorm van dementie is Alzheimer. Daarnaast komt vasculaire dementie, Frontotempornale dementie en Lewy body Dementie ook veel voor. Dementie is een ingewikkelde en ingrijpende ziekte.

Achteruit gang in de hersenen

Bij dementie gaan de zenuwcellen kapot. Soms gaan de zenuwcellen niet zelf kapot maar de verbindingen er tussen werken dan niet meer goed. Door deze afname gaan de hersenen minder goed werken. Bij de ene patiënt gaat de achteruitgang veel sneller dan bij andere patiënt. Hierdoor kan de een nog lang zelfstandig door her leven gaan en de ander niet. Uiteindelijk raakt de patiënt zo verzwakt door de dementie dat deze overlijd aan de ziekte. Er kan ook een infectie ontstaan door een longontsteking omdat de patiënt niet meer kan slikken.

Vergeetachtigheid of dementie

Veel mensen denken gelijk dat als ze veel vergeten dat ze mogelijk dementie hebben. Dit hoeft niet altijd zo te zijn. Want vergeetachtigheid is heel iets anders dan dementie. Want bij vergeetachtigheid vergeet men wel eens wat, maar schiet het later weer te binnen en het verstoord je dagelijks leven en functioneren niet. Dit gebeurt wel bij dementie. Bijvoorbeeld niet alleen iemands naam niet meer weten, maar ook die persoon helemaal niet meer herkennen.

symptomen

In het begin van de ziekte vallen de meeste geheugenproblemen op. Zowel het lange- als korte termijngeheugen wordt slechter. Op een gegeven moment krijgt de persoon met dementie steeds meer moeite met nieuwe dingen aan te leren of te onthouden (bijvoorbeeld spullen kwijt raken). Later in het ziekteproces raakt iemand met dementie gedesoriënteerd in de tijd; het niet meer weten welke dag, maand, week of jaar het is. En nog veel later in het ziekteproces raakt de persoon gedesoriënteerd in plaats; de patiënt weet niet meer waar hij of zij woont en waar bijvoorbeeld een familielid woont. Veel later in het ziekteproces raakt de patiënt helemaal gedesoriënteerd. De persoon kan zich niet meer herinneren wie hij of zij is en naaste familieleden en vrienden en dergelijke worden niet meer herkend. Daarnaast kan iemand ook last krijgen van:

  • Een verstoord denkvermogen: niet meer kunnen lezen of schrijven, beslissingen kunnen nemen.
  • Verstoord inschattingsvermogen: te veel kopen in de supermarkt.
  • Stemmingswisselingen.
  • Zich terugtrekken uit sociale activiteiten.
  • Decorumverlies: Geen besef van normen en waarden meer hebben. Dingen die de persoon vroeger nooit zou doen. Bijvoorbeeld openeens in het openbaar zich uit gaan kleden.
  • Onrust.
  • Het karakter en gedrag van de persoon kunnen heel erg gaan veranderen en men raakt de eigen regie over zijn of haar leven kwijt. De persoon wordt steeds afhankelijker en andere dagelijkse handelingen gaan steeds moeizamer.
  • Later krijgt de persoon ook problemen met de taal.

Stoornis in cognitieve functies

Zoals hierboven is uitgelegd, is dementie meer dan alleen vergeetachtigheid. Men krijgt last van verlies van cognitieve functies, zoals:

  • Afasie: taalstoornis waarbij men niet meer begrijpt wat er gezegd wordt .
  • Apraxie: verminderd vermogen om handelingen uit te voeren. Bijvoorbeeld niet meer weten hoe het gasfornuis werkt.
  • Agnosie: het niet meer herkennen van voorwerpen of personen.

Behandeling

Er bestaan nog geen geneesmiddelen tegen dementie. Wel is er medicatie die het proces vertraagt.

Risico factoren

1 op de 5 mensen krijgen dementie. Bij vrouwen is de kans groter dan bij mannen. 1 op 3 vrouwen krijgt te maken met dementie. Hoe ouder, hoe groter de kans dat iemand dementie krijgt. Boven de 90 jaar heeft 40 procent van de ouderen een vorm van dementie.

Nederland telt nu ongeveer 280.000 mensen met dementie en dat zal in de toekomst alleen maar meer worden door de vergrijzing (dat mensen ouder worden). Andere factoren die een rol spelen zijn erfelijkheid en leefstijl, zoals roken en ongezond eten.

Dementie op jonge leefdtijd

Ook op jonge leefdtijd kan dementie ontstaan. Naar schatting zijn er in Nederland 12.000 mensen met dementie die jonger zijn dan 65 jaar. Deze mensen zijn vaak nog werkzaam en hebben soms kinderen die nog thuis wonen. Het stellen van een diagnose op jonge leefdtijd kan soms lang duren.

Omgang met dementie

Het is een vervelende ziekte die helaas nog niet te genezen is en de patiënten kunnen ook moeilijk in de omgang zijn. Enkele tips bij de omgang met mensen met dementie:

  • Een afbeelding is voor iemand met dementie beter te herkennen dan woorden. Beelden (foto's en video's) van vroeger zijn beter te herkennen dan beelden van nu.
  • Plan regelmatig rustmomenten in zo kan de patiënt even te tot rust komen en alle prikkels even verwerken. Laat de patiënt in beweging komen en doe iets samen met de patiënt wat hij of zij leuk vindt.
  • Stimuleer de zintuigen. Laat de patiënt ruiken of voelen aan dingen. Hierdoor zou degene met dementie beter begrijpen wat er bedoelt wordt.
  • Trek de aandacht wanneer je iets wilt zeggen tegen de patiënt. Leg bijvoorbeeld je arm op zijn been en maak oogcontact.
  • Praat in korte zinnen. Gebruik in elke zin 1 boodschap en wacht even tot de patiënt het heeft opgevat (een adequate reactie geeft).
  • Lach met elkaar en gebruik humor.
  • Hang een duidelijke kalender en klok op. Stimuleer de patiënt om op de klok en de kalender te kijken en gebeurtenissen af te strepen die zijn geweest.
  • Zorg voor structuur: een duidelijk dagindeling geeft degene met dementie goede houvast.
  • Ieder mens is uniek: iedereen heeft zijn eigen voorkeuren, gewoontes en behoeftes. Iedereen wil op zijn eigen manier en persoonlijke manier benadering. Zorg dat je iemand benadert vanuit zijn of haar persoonlijkheid en niet vanuit de diagnose dementie. Daarom spreekt men over iemand met dementie en niet over de dementerende.
  • Maak jezelf bekend: Noem jezelf zo veel mogelijk bij de naam en stel jezelf voor en vertel wat je komt doen ook als de patiënt je al kent. Het kan zijn dat hij of zij je even niet herkent. Soms helpt een naambordje hierbij.
  • Leg contact met aandacht: sta niet te ver weg als je tegen iemand met dementie praat en let op je gezichtsuitdrukking. Blijf zo vriendelijk mogelijk kijken, ook als de patiënt niet begrijpt wat er gebeurt. Pak zijn of haar hand (als dat fijn voelt) en praat niet hard behalve als patiënt slechthorend is.
  • Houd het simpel: doe één ding tegelijk en praat over één onderwerp. Vraag één ding tegelijk en houd het sprrektempo laag en probeer achtergrondgeluiden te vermijden. Te veel prikkels kunnen leiden tot overprikkeling
  • Let op iemands zijn reactie en bevestig de gevoelens: let op hoe iemand reageert en ga daar ook op in. benoem de gevoelens die je bij iemand ziet of hoort en zeg dat gevoelens en emoties er mogen zijn.
  • Ken iemand persoonlijk: als je vaker met iemand met dementie omgaat is het van belang om de ander beter te leren kennen. Wat is zijn of haar levensloop? Hoe is zijn persoonlijkheid en wie zijn de belangrijke sociale contacten voor hem of haar. Zo weet je hoe je op een persoonlijke manier om kan gaan en kun je een gesprek aangaan met iemand met dementie.
  • Houd rekening dat iemand met dementie ook goede momenten heeft: ook als de dementie al gevorderd is, zijn er soms nog goede momenten. Als je niet vaak genoeg komt of iets niet goed hebt gedaan dan beseft de patiënt dat soms heel goed. Wees eerlijk en oprecht tegen iemand met dementie. Als je bijvoorbeeld geld voor je verjaardag hebt gehad en je demente opa weet dat niet meer, wees dan eerlijk en zeg tegen je opa: "Opa u heeft al geld gegeven voor mijn verjaardag". Het kan misschien voor de begeleider vervelend overkomen maar als die niet eerlijk is dan kunnen demente personen het later alsnog beseffen en dat is dan niet goed voor de band met de patiënt. Die is dan teleurgesteld in je eerlijkheid van je geheugen en verliest het vertrouwen in je.
  • Soms is het wel belangrijk om mee te gaan in hun belevenis. Bijvoorbeeld als ze dingen zien die jij niet ziet als begeleider, zoals een slang waar de patiënt bang voor is. Dan kun je zeggen: "O, ik ga hem even oppakken en wegjagen". Zo worden ze weer rustig. Kort samengevat: je moet goed nadenken hoe en wanneer je ergens in mee gaat met het besef dat iemand ook goede momenten heeft.
  • Geef iemand met dementie iets waar die rustig van wordt. Bijvoorbeeld een loly als de patiënt daar van houdt of een pop. Want wat maakt dat uit als iemand met dementie daar gelukkig van wordt.

Wat kan je beter niet doen

De volgende dingen kun je beter niet doen bij een persoon met dementie. Het kan soms als vervelend ervaren worden door de patiënt, want mensen met dementie hebben soms nog wel het besef als onderstaande bij hen wordt gedaan:

  • probeer persoon met dementie niet te veel te verbeteren (corrigeren) of tegen te spreken. Dat confronteert de persoon met dementie met wat hij niet meer kan of weet.
  • Hard praten, snel praten of juist fluisteren werkt niet. Zorg dat je rustig praat en goed verstaanbaar bent.
  • Test de persoon met dementie niet door vragen te stellen of door bijvoorbeeld de namen van kinderen op te laten noemen.
  • Gedraag je niet te vrolijker dan je je eigenlijk voelt. De patiënt merkt dit wanneer je niet echt vrolijk bent. Gebruik je humor om aan te geven hoe met jezelf gaat. Geef het op tijd aan als je jezelf groot probeert te houden.
  • Vraag niet te veel van de persoon met dementie. Bekijk wat er nog wel lukt en wat niet meer. Dan weet je wat nog wel kan en wat je niet meer van de patiënt kunt verwachten
  • Vraag niet te veel naar feiten en gebeurtenissen van vandaag of gisteren: Het kan erg confronterend zijn om vragen te stellen waarin iemand veel feitelijk antwoorden moet geven. Vraag bijvoorbeeld: "Hoe was je dag?" of "Heeft u een prettige dag gehad?" in plaats van: "Wat heeft u gisteren allemaal gedaan?" Vragen die een beroep doen op hun geheugen kunnen tot extra verwarring leiden wanneer hij of zij het antwoord niet weet.
  • Niet uitlachen en belachelijk maken. Behandel de patiënt zoals je zelf behandeld wilt worden (als je dementie zou krijgen).
  • Blijf rustig bij agressie en ga niet lachen, schreeuwen of terug slaan, want hoe rustiger jij blijft hoe rustiger de patiënt zak blijven.
  • Je mag wel lachen als degene met dementie er zelf om kan lachen. Anders kun je de patiënt het gevoel geven dat je hem of haar uitlacht. Als je het grappig vindt loop dan even weg en als je niet meer kan lachen kom dan pas terug. Anders kan De patiënt boos worden.
  • Praat niet over de persoon met dementie waar hij of zij zelf bij staat. Als hij of zij het niet mag horen loop dan even weg en als de persoon met dementie het wel mag horen, betrek hem of haar dan bij het gesprek.
  • Geef andere bewoners in het verzorgingshuis ook aandacht, maar niet te veel. Want het kan degene met dementie jaloers maken.

Video links

Zie ook:

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Dementie&oldid=718424"