Desiccator
Een desiccator is een stuk laboratorium-glaswerk. Het is zeg maar een drooghoudvat wat te vergelijken is met een 'vochtslurper' die je in vochtige ruimtes zet.
Het proces van chemische droging wordt desiccatie (van het Latijnse siccari, droog worden) genoemd.
Sommige stoffen hebben de neiging om vocht uit de lucht te onttrekken en gaan daarmee een reactie aan. IJzer gaat bijvoorbeeld daardoor roesten. Het ouderwetse carbid (calciumcarbide) dat ook bij het carbidschieten wordt gebruikt, ontvlamt zelfs als het in aanraking komt met water. Dat moet je dus droog kunnen bewaren (zeker in een laboratorium).
De dissecator bestaat uit twee gedeelten: een kleiner onderste gedeelte (soort schaal), waar een hoeveelheid droogmiddel, zoals silica-gel, natriumhydroxide of calciumchloride, wordt aangebracht en een groter bovenste gedeelte, waar de te drogen stof wordt geplaatst. De scheiding tussen de twee delen is meestal een porseleinen plaat met een dikte van ongeveer 5 millimeter. In deze plaat zitten kleine gaatjes om lucht tussen beide delen te kunnen laten bewegen. Het deksel van een desiccator bezit een verbrede rand van 2 tot 3 centimeter, die ingesmeerd wordt met een dunne laag vacuümvet, zodat er geen (vochtige) buitenlucht in kan komen. Een desiccator wordt geopend en gesloten met een schuifdeksel.
Je hebt een gewone desiccator en een vacuümdesiccator. Bij deze laatste bestaat de mogelijkheid om via een glazen kraantje de overtollige lucht of waterdamp uit de desiccator te halen door middel van een vacuümpomp (luchtzuigpomp). Vacuümdesiccatoren zijn van een harde en dikke glassoort gemaakt, maar je hebt ze ook in harde plastics. Sommige desiccatoren zijn gemaakt van aluminium.