Hyperinflatie
Hyperinflatie is een erge vorm van inflatie. Inflatie betekent dat geld minder waard wordt. Dit betekent dat je voor hetzelfde geld steeds minder producten kunt kopen. Bij hyperinflatie gebeurt dit in een vrij korte periode, bijvoorbeeld een paar weken of zelfs een paar dagen. De prijzen stijgen dus erg snel, terwijl mensen hetzelfde inkomen hebben. Hierdoor kunnen ze steeds minder kopen.
Niet iedere inflatie is per se een hyperinflatie. Inflatie komt vrij vaak voor, maar vaak gaat het over een klein toename (bijvoorbeeld een paar cent). In de geschiedenis is hyperinflatie ongeveer 50 keer voorgekomen. Het bekendste voorbeeld van hyperinflatie is de hyperinflatie in Duitsland tussen 1922 en 1923. Na de Eerste Wereldoorlog moest Duitsland grote sommen geld betalen aan Frankrijk en België. Duitsland had dit geld niet, waardoor het besloot geld bij te printen. Hierdoor ontstond hyperinflatie. Op het hoogtepunt waren de prijzen 10 keer zo hoog als de dag ervoor. Geld werd waardeloos, waardoor Duitsers geld gebruikten om de openhaard aan te steken of gaven het aan kinderen om mee te spelen. Een ander voorbeeld is de hyperinflatie in Joegoslavië gedurende de jaren 1980 en 1990.
Tegenwoordig is er nog steeds sprake van hyperinflatie in bepaalde landen, zoals Zimbabwe en Venezuela. De ergste hyperinflatie was in Hongarije tussen 1945 en 1946. Toen verdubbelden de prijzen iedere 15 uur.