Wenteltrap
|
|
Een wenteltrap (soms in architectonische beschrijvingen aangeduid als ondeugd) is een trap die zich krult rond een newel of de centrale paal. In de Schotse architectuur zijn ze algemeen bekend als een tolwegtrap. Ze hebben meestal alleen een leuning aan de buitenkant en aan de binnenkant alleen de centrale paal. Een vierkante wenteltrap gaat uit van een vierkant trappenhuis en breidt de treden en leuning uit tot een vierkant, wat resulteert in ongelijke treden (groter waar ze zich uitstrekken tot in een hoek van het vierkant). Een zuivere spiraal gaat uit van een cirkelvormig trappenhuis. Een strakke wenteltrap met een centrale paal is zeer ruimtebesparend in het gebruik van vloeroppervlak.
Het vroegste architecturale beeld van een wenteltrap werd getoond op een witte terracotta pot die 7400 jaar geleden in Hunan China werd ontdekt.
Wenteltrappen hebben het nadeel dat ze erg steil zijn als ze krap zijn of als ze niet worden ondersteund door een middenkolom.
Een ander nadeel is dat het loopvlak (aantrede) dichtbij de kolom heel smal is. Dus je kunt het beste aan de buitenkant lopen, waar ook de leuning zit. Elkaar passeren op een wenteltrap gaat lastig.
In de middeleeuwen worden wenteltrappen toegepast in de kasteeltorens en later in de kerktorens. Deze hadden ook een verdedigende functie. Deze wenteltrappen waren geheel van steen. Later ontstonden er ook houten en nog weer later stalen wenteltrappen waarbij de leuning ook een dragende fuctie kreeg. Dit werden meer spiraalvormige trappen waarbij de aantrede in de binnenbocht wat breeder is dan bij de wenteltrap. Er hoeft dan ook geen centrale kolom te zijn. De trap is dan zelfdragend.