Communicatie
Communicatie is het uitwisselen van boodschappen naar elkaar. Om te kunnen communiceren heb je een zender nodig, een boodschap, een middel en een ontvanger. De zender is degene die een boodschap wil overdragen. De zender gebruikt hiervoor middelen om dit te doen. De ontvanger is degene die de boodschap krijgt.
Zender
De zender is iemand die de boodschap wil overdragen. Er zijn verschillende soorten zenders. Als jij iets wilt vertellen aan iemand anders dan ben jij de zender. Maar een krant, radio-uitzending of televisieprogramma kan ook een zender zijn van informatie.
De boodschap
De boodschap is het verhaal dat je aan de ander wilt vertellen. Er zijn verschillende soorten boodschappen: informatief, overtuigend, ontspannend, instructief.
Middelen om te communiceren
Er zijn verschillende communicatiemiddelen: je stem (praten), je lichaam, teksten, foto's, video's, geuren, kleuren en tekens.
De ontvanger
Als je communiceert dan kun je naar één ander communiceren. Maar je kunt ook naar veel mensen in één keer communiceren. Als je in één keer naar een hele grote groep communiceert dan noem je dat massacommunicatie. Voorbeelden van massacommunicatie zijn: de televisie, radio, internet en krant.
Miscommunicatie
Je hebt het over miscommunicatie als de boodschap van de zender niet goed overkomt bij de ontvanger. Miscommunicatie kan op verschillende manieren ontstaan. De zender brengt de boodschap niet duidelijk genoeg over (gebruikt bijvoorbeeld te moeilijke woorden). Het middel is niet geschikt voor de boodschap (soms is een uitleg met een plaatje handiger dan een uitleg met een tekst). Het middel gaat kapot tijdens het communiceren (een krant die verscheurd wordt of een telefoonlijn die uitvalt). De ontvanger denkt dat de zender iets anders bedoelt (de zender maakt een grapje maar de ontvanger denkt dat het serieus bedoeld is).