Haarkleur
Je haarkleur wordt door twee pigmenttypen bepaald. Het donkere eumelanine en het lichte feomelanine verschillen in verhouding tot elkaar, waardoor het in menselijk haar in circa 11 tot 12 kleurtinten kan variëren, van zwart tot lichtblond. Bovendien is je haarkleur genetisch bepaald.
Kijk je naar oudere volken, dan zie je dat de haarkleur rond de evenaar vooral zwart of donker is. Ga je meer naar Noordpool, dan wordt het haar blond. Dat heeft met de invloed van het zonlicht te maken. In de loop van de eeuwen zijn volken gaan reizen (trekken) en zijn er meer kleurvarianten ontstaan, ook door vermenging van de volkeren.
Je krijgt als kind een genenpaar van de vader en een genenpaar van de moeder. Een gen bestaan uit twee delen (alellen) waarvan er een dominant (D) kan zijn en de ander recessief (r). Als iemand drager is van het dominante bruine allel, dan zal deze persoon bruin haar hebben; zo niet, dan is hij blond. Als beide ouders donker haar hebben, kunnen ze toch een blond kind krijgen:
Vader D | Vader r | |
moeder D | DD | Dr |
moeder rd | Dr | rr |
Je kunt als kind dan één van de vier alel-combinaties krijgen: 25% DD (donker haar), 2 x 25% Dr (donker haar) en 25% rr (blond haar)