Zien (zintuig)

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Voor ons is het heel vanzelfsprekend dat wij kunnen zien. Sommigen met een bril, de ander met lenzen, maar we hebben zicht. Dit is niet voor iedereen zo vanzelfsprekend. Op deze pagina wordt wat verteld over de werking van het zintuig zien en het wegvallen van dit zintuig.

Zintuigcellen

Ieder zintuig heeft een andere zintuigcel. Zo zitten er in je huid zintuigcellen waarmee je kan voelen en in je oog zintuigcellen waarmee je kan zien. De zintuigcellen in je oog reageren op licht. Licht wordt dan ook wel 'een prikkel' genoemd. Zintuigen werken als ontvangers. Wanneer ze een prikkel hebben ontvangen, sturen ze dit naar je hersenen. In de hersenen wordt de prikkel verwerkt. De hersenen sturen dan weer een signaaltje terug naar je lichaam met een opdracht voor je spieren. Zo sturen je hersen een signaaltje naar de spieren in je hand wanneer je een te hete kop thee aanraakt. Zo praten je zintuigen, je hersenen en spieren aldoor met elkaar. Dit praten doen ze via zenuwen. Net als stoomdraden worden de signaaltjes in de zenuwen verstuurt door middel van elektriciteit.

In je lichaam heb je twee soorten zenuwen: zintuigzenuwen en bewegingszenuwen. De signaaltjes van de zintuigen naar de hersenen gaan via zintuigzenuwen. De signalen van de hersenen naar de spieren gaan via bewegingszenuwen. Soms is het belangrijk dat je lichaam heel snel ergens op reageert: bijvoorbeeld wanneer er een hele felle lamp in je ogen schijnt. Het signaal van je zintuigen slaat dan je hersenen over en gaat gelijk door op de bewegingszenuw. Dit snelle signaaltje heet een reflex.

Pupilreflex

Doorsnede van het oog

Ook het oog heeft zo'n reflex, het pupilreflex. Als er op het oog veel licht valt (zoals bij de felle lamp), wordt je pupil kleiner. Als er te weinig licht in het oog komt, wordt je pupil wordt juist groter. Op het plaatje hiernaast kan je zien welke onderdelen het oog allemaal heeft.

Eerder heb je gelezen over zintuigcellen. De zintuigcellen van je oog zitten in de gele vlek recht achter de pupil. Dit is de zwarte vlek die je op je oog kan zien. In de blinde vlek zijn helemaal geen zintuigcellen.

Het oog heeft twee soorten zintuigcellen: kegeltjes en staafjes. Met de kegeltjes kan je kleuren zien. Met de staafjes zien je contrast: zwart, wit en grijstinten. Contrast betekend dat je kan zien of iets heel licht of heel donker is. Dat je scherp kan zien, komt door je ooglens. Die kan van vorm kan veranderen om scherp te kunnen stellen.

Het ontstaan van blind- en slechtziendheid

Sommige oogafwijkingen zijn al aanwezig bij de geboorte, anderen komen door een ongeluk of operatie. Het kan door veel dingen komen dat je ogen het niet, of niet helemaal, meer doen. Alle delen van het oog kunnen minder goed gaan werken, of zelfs helemaal kapot gaan. Soms is er helemaal niets mis met het oog, maar doet de oogzenuw het niet goed, of worden de signaaltjes niet goed verwerkt door de hersenen.

De gevolgen

Blind- of slechtziendheid heeft verschillende gevolgen voor kinderen. Leerkrachten en ouders zijn erg belangrijk om hierbij te helpen. Met de hulp van anderen, kunnen kinderen een normaal leven leiden. Zo kunnen ze naar school gaan, studeren, werken, een relatie hebben en opgroeien tot een zelfstandig volwassene.

Wat zijn dan de gevolgen voor het kinderen? Wat gebeurt er dan met het oog?

Slechtziend of blind

Slechtziendheid komt vaker voor dan blindheid. Of je slechtziend bent, kan worden gemeten door 2 dingen: de grote van je gezichtsveld en je gezichtsscherpte. Als je met een bril op of met lenzen in, een gezichtsscherpte hebt van 0,3 of kleiner, dan ben je slechtziend. Dit betekend dat een slechtziend iemand op een afstand van 30 meter of minder moet staan om hetzelfde te kunnen zien als iemand met een normale gezichtsscherpte op 100 meter afstand. Je kan ook slechtziend zijn als je gezichtsveld steeds wegvalt. Je bent blind als de gezichtsscherpte voor veraf van iemand minder dan 0,05 is.

De motorische ontwikkeling

Motorische ontwikkeling betekend alle bewegingen die je leert maken vanaf je geboorte. De motorische ontwikkeling van blinde en slechtziende kinderen gaat langzamer dan die van kinderen die kunnen zien. Blinde en slechtziende kinderen gebruiken andere goed werkende zintuigen (ruiken, voelen, proeven, horen) op slimme maniertjes. Zo kunnen ze dezelfde dingen doen als kinderen die wel goed kunnen zien. Deze kinderen luisteren bijvoorbeeld heel erg goed naar het verkeer als ze op straat lopen en kunnen zo horen of er misschien een auto aankomt of waar de weg is.

Wanneer een kind 2 jaar oud is, zijn er bijna geen verschillen te zien met zitten en staan tussen een slechtziend of blind kind en een kind dat wel goed kan zien. Wel is er verschil te zien met kruipen en lopen. Slechtziende- of blinde kinderen hebben geen zichtbare motivatie om ergens op af te gaan. Ook weet het kind niet wat hij/zij zal tegenkomen onderweg en zal onzeker bewegen. Ze hebben vooral moeite met dingen doen die te maken hebben balans en die om een snelle reactie vragen.

Gevolgen voor het volgen van onderwijs

Brailleschrift

Kinderen die slechtziend of blind zijn gaan steeds vaker naar een normale basisschool, waarbij iemand hen helpt in het onderwijs. De kerndoelen van het onderwijs zijn voor kinderen die slechtziend of blind zijn hetzelfde als voor kinderen die wel goed kunnen zien. Wel leren slechtziende- en blinde kinderen wat extra dingen:

  • het lezen en schrijven met braille. Dit zijn bolletjes die ze met hun vingers kunnen voelen en die samen letters vormen.
  • les in oriëntatie en goed gebruik maken van de andere zintuigen (ruiken, voelen, proeven, horen)
  • ook krijgen zij een speciaal vak aangeboden: ADL (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen).

Ook krijgen ze verschillende hulpmiddelen, zoals: brillen, vergrotingen en bijvoorbeeld speciale verlichting. Voor rekenen en wiskunde wordt er gebruik gemaakt van modellen, tekeningen en grafieken die je kan voelen. Voor blinde kinderen is een schrijfwijze ontwikkeld in braille. Het is voor blinde en slechtziende kinderen dus gewoon mogelijk om onderwijs te volgen!

Bronnen

  • Bouwman, M., Van Goor, H., Jongmans, W., Strikwerda, J., Weeda, A., Wolfswinkel, T., Wolters, J., & Zweverink., Y. (2014). Nectar - Biologie - 5 vwo leerboek (3e ed.). Groningen/Houten, Nederland: Noordhoff.
  • Gringhuis, D., Moonen, J. M. G., & Van Woudenberg, P. A. (2010b). Slechtziende en blinde kinderen. In G. A. Bakker, D. M. C. B. Zeben-van der Aa, J. Dewispelaere, R. Vecht-van den Bergh, M. van der Meulen-van Dijk, & V. H. Soyez (Reds.), Ziekten en handicaps (Herz. ed., pp. 249–275). Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum.
  • Kersbergen, C. en Haarhuis, A. (2015). Natuuronderwijs Inzichtelijk. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
  • Neve, J. J., & Jorritsma, F. F. (2008b). 17 Slechtziendheid en blindheid. In J. S. Stilma, & T. H. B. Voorn (Reds.), Oogheelkunde (2e ed., pp. 317–330). Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum.
  • VISION 2020 Netherlands. (2005). Vermijdbare blindheid en slechtziendheid in Nederland - Samen werken aan het voorkomen van vermijdbare blindheid en slechtziendheid. Geraadpleegd van http://www.vision2020.nl/contents/V2020NLrapport.pdfhttp://www.vision2020.nl/contents/V2020NLrapport.pdf
Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Zien_(zintuig)&oldid=885843"